Bijvoeglijk naamwoord

- Huiswerk controle
-planning van vandaag 

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

- Huiswerk controle
-planning van vandaag 

Slide 1 - Diapositive

Hoe zat het ook al weer?
Voorkennis bijvoeglijk naamwoord

Wat weet je al van bijvoeglijke naamwoorden?
En van stoffelijke?

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel bn tel jij?

In een klein bootje varen de avontuurlijke jongens op de woeste rivier.
A
1
B
2
C
3

Slide 3 - Quiz

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden:

In de papieren doos zitten oude, geschreven brieven.

Slide 4 - Question ouverte



Doel: Ik kan het bijvoeglijk naamwoord spellen. 

Slide 5 - Diapositive

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 6 - Quiz

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden eindigen bijna altijd op -en.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord.
A
de rode muur
B
de roden muur

Slide 8 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is goed gespeld?
A
de vergrote foto
B
de vergrootte foto

Slide 9 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is goed gespeld?
A
het verzette uur
B
het verzete uur

Slide 10 - Quiz

Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: "financieel"
A
financieele
B
financiële
C
financieële
D
financielen

Slide 11 - Quiz

Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: "dwaas"
A
dwaase
B
dwaaze
C
dwaze
D
dwase

Slide 12 - Quiz

Maken: opdracht 1 en 2. 
Vwo maakt 1,2 en 3.
Klaar? Nakijken en lezen/boekopdracht.
Succes!

Slide 13 - Diapositive

Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 14 - Quiz

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 15 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 16 - Quiz

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, ijzeren, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 17 - Quiz

Wat is 'de' voor woordsoort?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bepaald lidwoord
D
onbepaald lidwoord

Slide 18 - Quiz

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden

Die gekke Tommy gooide zijn nieuwe iPhone zo in de plastic afvalbak.

Slide 19 - Question ouverte