Aan't werk in de winkel - 3e Opslaan van goederen

3e Opslaan van goederen

Hoofdstuk 2a - Ompakken
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
VerkooppraktijkPraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

3e Opslaan van goederen

Hoofdstuk 2a - Ompakken

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Waar denk je aan bij
Goederenontvangst?

Slide 3 - Carte mentale

Lesdoelen 3e Opslaan van goederen
Ik ken de verschillende opslagmethoden in een magazijn.
Ik weet wat omzetsnelheid is.

I

Slide 4 - Diapositive

Goederen opslaan in het magazijn
Nu al de binnengekomen goederen gecontroleerd zijn ga je deze opslaan. Sommige goederen kunnen gelijk in de winkel andere goederen sla je op in een magazijn.

Slide 5 - Diapositive

Opslag methoden
Je kunt hiervoor verschillende opslagmethoden gebruiken. Welke je gebruikt hang af van het soort artikel.

Slide 6 - Diapositive

4 opslag methoden

  1. Op de grond
  2. In een pallet of vlonder
  3. In een stelling
  4. Koel of vriescel

Slide 7 - Diapositive

Op de grond

Slide 8 - Diapositive

Een vlonder 
of pallet

Slide 9 - Diapositive

Wanneer je artikelen wilt opslaan en vervoeren gebruik je een....
A
vlonder
B
Pallet

Slide 10 - Quiz

Een Stelling

Slide 11 - Diapositive

Welk artikel sla je niet op in een stelling?
A
wasmiddel
B
diepvriesgroente
C
Bloemkool

Slide 12 - Quiz

In een Koel- of 
vriescel

Slide 13 - Diapositive

Een bloemkool sla je op in een...
A
koelcel
B
vriescel

Slide 14 - Quiz

De temperatuur in een vriescel is..
A
4 graden
B
- 18 graden
C
- 18 graden of kouder

Slide 15 - Quiz

Wat is er nog meer belangrijk?
De opslag methode is belangrijk. 

Ook de plaats in het magazijn is belangrijk. Artikelen die veel worden verkocht moet je snel en makkelijk uit het magazijn kunnen halen. Voor artikelen die minder worden verkocht is dat ook minder belangrijk.

Slide 16 - Diapositive

Aantal artikelen en omzetsnelheid
Bij het kiezen van de opslag methode houd je dus ook rekening met:
  1.  Het aantal artikelen 
  2.  Omzetsnelheid.

Slide 17 - Diapositive

Aantal artikelen
Een winkel moet niet te weinig maar ook niet teveel artikelen in voorraad hebben. De klanten mogen niet voor lege schappen staan. Van artikelen die in de aanbieding zijn is er meer voorraad dan normaal. Ook van seizoensartikelen is er tijdelijk meer voorraad.

Slide 18 - Diapositive

Seizoens artikelen
Van seizoens artikelen verkoop je in een bepaald seizoen meer dan in een ander seizoen.

Slippers, Je verkoopt meer slippers in de zomer.

Slide 19 - Diapositive

Wat is een seizoens artikel?

Slide 20 - Question ouverte

Noem 2 seizoensartikelen in een kledingzaak?

Slide 21 - Question ouverte

Omzetsnelheid
Sommige artikelen staan lang in een magazijn, andere worden snel verkocht. 
De omzetsnelheid van een artikel is het aantal keer dat de voorraad van een artikel in een bepaalde tijd wordt verkocht. 

Slide 22 - Diapositive

Slow mover & Fast mover
Een artikel wat niet snel wordt verkocht noem je een slow mover.

Een artikel wat wel snel wordt verkocht noem je een fast mover.

Slide 23 - Diapositive

In welk seizoen is een slee een fast mover?

Slide 24 - Question ouverte

teemslippers zijn in het seizoen een fastmover en buiten het seizoen een slowmover. Leg uit!

Slide 25 - Question ouverte

Waar in het magazijn sla je een fast mover op?

Slide 26 - Question ouverte

Wat heb ik geleerd?

Slide 27 - Diapositive

Verwerking
Lees opdracht 3e in je boek.
Maak in EDU-hint opdracht 3.5.

Slide 28 - Diapositive