De Russische Revolutie en het communisme kader

De Russische Revolutie
.......en het communisme.
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

Éléments de cette leçon

De Russische Revolutie
.......en het communisme.

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen wat het communisme is. 

Je weet weet hoe de Sovjet-Unie communistisch is geworden. 

Slide 2 - Diapositive

Begrippen en personen

Karl Marx
Lenin
Stalin
Communisme
Planeconomie
Vijfjarenplan
Komsomol

Slide 3 - Diapositive

de tijd van wereldoorlogen 1900-1950

Slide 4 - Diapositive

1914-1918 De Eerste Wereldoorlog
1917 Russische revolutie
1939-1945 De Tweede Wereldoorlog
1945 Verenigde Naties
1945-1991 Koude Oorlog

Slide 5 - Diapositive

Het Russische Keizerrijk. 

Slide 6 - Diapositive

Het Russische Keizerrijk

Tot 1917 is Rusland een keizerrijk onder Tsaar Nicolaas II

  • Landbouw
  • Russisch Orthodoxe Kerk (christelijk)
  • Veel armoede
  • Weinig vrijheid
  • Lijdt grote verliezen tijdens de Eerste Wereldoorlog. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Vidéo

Russische Revolutie 1917
  • Het volk komt in opstand. 
  • Tsaar wordt afgezet (en later vermoord)
  • Er komt een democratische regering, maar deze houdt geen stand. 
  • In oktober 1917 grijpen de communisten onder leiding van Lenin  de macht
  •  

Slide 10 - Diapositive

1922 De Sovjet-Unie ontstaat.

  • 4 jaar lang is er een burgeroorlog in Rusland. 
  • Als de communisten onder leiding van Lenin de burgeroorlog winnen vormen ze de Sovjet-Unie (Rusland+Oekraïne+nog veel meer landen)
  • De Sovjet-Unie is een dictatuur. De communistische partij heeft alle macht. 
  • Lenin gebruikt veel geweld om zijn vijanden te onderdrukken. 

Slide 11 - Diapositive

Welke Tsaar wat tot 1917 aan de macht in Rusland?
A
Lenin
B
Marx
C
Stalin
D
Nicolaas II

Slide 12 - Quiz

Tijdens WO1 ging het goed met Rusland?
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 13 - Quiz

Tsaar Nicolaas II was in 1917 erg populair
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 14 - Quiz

Tsaar is het Russische woord voor ...
A
Regering
B
Leider
C
Soldaat
D
Keizer

Slide 15 - Quiz

Welke uitspraak is waar?
A
Lenin was de troonopvolger van de Tsaar
B
Lenin werd gekozen in verkiezingen.
C
Lenin greep de macht in een staatsgreep.

Slide 16 - Quiz

Hoe noemden de communisten hun staatsgreep?
A
De februarirevolutie
B
De oktoberrevolutie
C
De grote revolutie
D
De bloedige revolutie

Slide 17 - Quiz

In 1917 veranderde Rusland in de Sovjet-Unie
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 18 - Quiz


A
Nicolaas II
B
Lenin

Slide 19 - Quiz

Maar wat is communisme nu precies? 

Slide 20 - Diapositive

De Nederlandse regering beslist dat niemand meer eigen bezit mag hebben.
De regering verzamelt al het geld en alle bezittingen en verdeeld dat eerlijk over alle burgers. Zou je dat willen?
Ja
Nee

Slide 21 - Sondage

Slide 22 - Vidéo

Wat is het communisme nu precies? 
Communisten gaan uit van de ideeën van Karl Marx. 
Een Duitse Filosoof uit de 19e eeuw. 

Slide 23 - Diapositive

Het communisme van Karl Marx:
  • Het is niet goed dat er grote verschillen zijn tussen arm en rijk. 

  • Arbeiders zullen in opstand komen. 

  • De staat (overheid) moet al het bezit (geld, grond, gebouwen, machines) verzamelen en vervolgens eerlijk verdelen over het volk.  

  • Uiteindelijk zullen mensen uit zichzelf  alles met elkaar gaan delen. 

Iedereen is dan gelijk!

Slide 24 - Diapositive

Communisme in de praktijk


  • Alle bezit, bedrijven, gebouwen, voorzieningen zijn van de staat.
  •  Niet iedereen krijgt evenveel....maar iedereen krijgt even weinig. 
  • De staat zorgt voor onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur. 
  • De staat controleert alle organisaties en media (censuur).
  • Geheime politie controleert het volk. 
  • Tegenstanders worden opgesloten in kampen.
  • Geen ruimte voor religie. 


Slide 25 - Diapositive


Planeconomie


  • Onder Stalin werd de Sovjet-Unie een planeconomie.
  • De staat besliste wat én hoe er moest worden geproduceerd.

Slide 27 - Diapositive

Planeconomie
De overheid bepaalde wat elke fabriek en elk landbouwbedrijf moest produceren, dit heet een planeconomie.
Elke vijf jaar werd een nieuw plan gemaakt.

Slide 28 - Diapositive

Communisme onder Stalin 
Als Lenin komt te overlijden neemt Stalin de macht over. 
  • De Sovjet-Unie wordt een totalitaire staat: waarin de overheid het hele leven van de mensen bepaald. 
  • Sovjet-Unie moet een sterke industriestaat worden. 
  • Vijfjarenplannen waar precies in vastligt wat en hoeveel fabrieken en boerderijen mogen produceren (planeconomie).
  • Boeren moeten hun land afstaan aan grote landbouwbedrijven van de staat (collectivisatie)

Slide 29 - Diapositive

Het tegenoverstelde van communisme = kapitalisme.

  • Het doel is zoveel mogelijk geld verdienen. 
  • Er is een vrije economie, waarin iedereen zelf een bedrijf kan starten. 
  •  Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen succes. 
  • Grote verschillen tussen arm en rijk
  • De overheid bemoeit zich weinig met de economie. 

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Slide 32 - Vidéo

Wie bedacht het communisme?
A
Lenin
B
Marx
C
Stalin
D
Nicolaas II

Slide 33 - Quiz

Wat is collectivisatie?
A
Gezamenlijk protesteren tegen de overheid
B
Vakbonden die opkomen voor de rechten van werknemers
C
Het in staat van paraatheid brengen van het leger
D
Samenvoegen van boerenbedrijven tot een groot bedrijf

Slide 34 - Quiz


Kies de juiste tijdsvolgorde:

A
Lenin, Stalin, Nicolaas II
B
Nicolaas II, Lenin, Stalin
C
Stalin, Lenin, Nicolaas II
D
Nicolaas II, Stalin, Lenin

Slide 35 - Quiz

Aan welke kleur herken je communistische vlaggen, afbeeldingen etc.

Slide 36 - Question ouverte

Iedereen is gelijk
A
Kapitalisme
B
Communisme

Slide 37 - Quiz

Grote verschillen tussen arm en rijk
A
Kapitalisme
B
Communisme

Slide 38 - Quiz

Overheid bemoeit zich veel met de economie
A
Kapitalisme
B
Communisme

Slide 39 - Quiz

Planeconomie
A
Kapitalisme
B
Communisme

Slide 40 - Quiz

Winst maken
A
Kapitalisme
B
Communisme

Slide 41 - Quiz