3.5 immuumsysteem

 basisstof 3.5
Immuniteit 
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

 basisstof 3.5
Immuniteit 

Slide 1 - Diapositive

Welke bloedcellen zijn belangrijk bij immuniteit?
A
Bloedplasma
B
Bloedplaatjes
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 2 - Quiz

Als je het vaccin krijgt tegen het coronavirus
A
is dat natuurlijke immuniteit
B
is dat kunstmatige immuniteit

Slide 3 - Quiz

Als je besmet word door een virus van iemand anders in je omgeving
A
is dat natuurlijke immuniteit
B
is dat kunstmatige immuniteit

Slide 4 - Quiz

Leg uit in eigen woorden: Wat zijn antistoffen en wat zijn antigenen?

Slide 5 - Question ouverte

Doelen van deze les
1.  Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
2. Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
3. Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.

Slide 6 - Diapositive

Lichaamsvreemde stof
- Een stof die niet thuis hoort in je lichaam 

- Hier kun je ziek van worden

- Je lichaam heeft hier barrières voor opgebouwd

- Bijv. --> je huid, slijmvliezen, maag

Slide 7 - Diapositive

ziekteverwekkers in je lichaam --> infectie

infectie --> afweersysteem/ immuunsysteem worden actief

--> witte bloedcellen (soldaatjes van het lichaam) worden actief.


Slide 8 - Diapositive

Virussen/bacterien --> ziekteverwekkers

Antigeen --> een eiwit op de schil van een virus 

Antistoffen --> eiwit dat ziekteverwekkers onschadelijk maakt


Slide 9 - Diapositive

Immuniteit
Er zijn 2 soorten immuniteit:
- natuurlijke immuniteit: ontstaat doordat je een ziekte zelf doormaakt, bijv. waterpokken
- kunstmatige immuniteit: ontstaat door inenting met een vaccin, bijvoorbeeld tegen Corona of HPV

Een vaccin bevat een dode of verzwakte ziekteverwekker.

Slide 10 - Diapositive

Maken van 3.5 
Opdrachten 1 tot en met 11

Slide 11 - Diapositive

Allergische reacties
overgevoeligheid voor bepaalde stoffen
(bijvoorbeeld pinda's, haren van dieren enzovoort)
anafylatische reactie = ernstige allergische reactie

Slide 12 - Diapositive

Nabespreking van paragraaf
Samen tekenen op het bord

Slide 13 - Diapositive