Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Het kunnen toepassen van de present simple, present continuous en future in een Engelse zin.
Water boils at 100 degrees Celsius.
Sam is 15 years old.I often watch TV in the evening.
Tegenwoordige tijd - duurvorm
Gebruik: iets is nu, op dit moment aan de gang.
Vorm:
am/are/is (vorm van to be) + (werkwoord + ing)
I'm watching a film at the moment. It's raining in Sydney.
He is taking a shower right now.
Toekomst.
Er zijn vier verschillende manieren om de toekomst aan te geven in het Engels:1. Present continuous2. To be going to 3. Shall/Will4. Present simple
Gebruik: om te praten over afspraken in de toekomst waarvan de tijd/plaats al vaststaat.
He is leaving for New Zealand tomorrow.I'm meeting Susan at the train station.
Gebruik: - als iemand iets in de toekomst (niet) van plan is- een voorspelling doen waarvoor je bewijs hebt.
Vorm: am/are/is (vorm van to be) + going to + hele werkwoord
Examples:
Look! He is going to fall off his bike!Look at those dark clouds. It is going to rain. I am not going to hike tomorrow. I am too tired to hike.
Bij vragen waar je I en We gebruikt, moet je shall gebruiken.Shall we go by taxi? In alle andere vragen gebruik je willWill they buy a new house?
In een bevestigende of ontkennende zin gebruik je alleen will.
Daarna volgt het hele werkwoord. I will come to your party. I promise.
In ontkenningen voeg je not toe aan will.will + not = won'tHe won't come to school as he is ill.