3GT - present & future tenses

3GT - Theme 5 - grammar 11

3KGT

Theme 5
Present & Future tenses

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

3GT - Theme 5 - grammar 11

3KGT

Theme 5
Present & Future tenses

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel

Het kunnen toepassen van de present simple, present continuous en future in een Engelse zin. (grammar 11)


Slide 2 - Diapositive

Present simple
Present continuous
Future
He is 15 years old.
It's snowing in Canada
My parents are flying to Italy next week.
I will help you with your homework.

Slide 3 - Question de remorquage

Present simple
Tegenwoordige tijd.
Gebruik: bij feiten, gewoonten en regelmatige gebeurtenissen.

Vorm:
1 hele werkwoord gebruiken bij I, you, we, you they
2 ww + s bij he, she, it
Schrijf een voorbeeld zin op 

Slide 4 - Diapositive

Present simple, voorbeeldzinnen


Water boils at 100 degrees Celsius.

Sam is 15 years old.
I often watch TV in the evening.

 

Slide 5 - Diapositive

Present continuous

Tegenwoordige tijd - duurvorm

Gebruik: iets is nu, op dit moment aan de gang.


Vorm:

am/are/is (vorm van to be) + (werkwoord + ing) 


Schrijf een voorbeeld zin op. 

Slide 6 - Diapositive

Present continuous, voorbeeldzinnen.


I'm watching a film at the moment.
It's raining in Sydney.

He is taking a shower right now.

Slide 7 - Diapositive

Future

Er zijn vier verschillende manieren om de toekomst  aan te geven in het Engels:

1. Present continuous

2. To be going to
3. Shall/Will
4. Present simple
Schrijf een voorbeeldzin op.

Slide 8 - Diapositive

Future > 1 present continuous

Gebruik: om te praten over afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd/plaats al vaststaat.


He is leaving for New Zealand tomorrow.
I'm meeting Susan at the train station.

Slide 9 - Diapositive

Future > 2 to be going to

Gebruik:
- als iemand iets in de toekomst (niet) van plan is
- een voorspelling doen waarvoor je bewijs hebt.


Vorm:
am/are/is (vorm van to be) + going to + hele werkwoord

Slide 10 - Diapositive

Future > 2 to be going to

Examples:


Look! He is going to fall off his bike!
Look at those dark clouds. It is going to rain. 
I am not going to hike tomorrow. I am too tired to hike.

Slide 11 - Diapositive

Future > 3 shall/will
Gebruik:
- om iets aan te bieden
- bij beloftes
- bij aankondigingen
- bij besluiten
- voorspellingen doen waarvoor je geen bewijs hebt.

Slide 12 - Diapositive

Future > 3 shall/will

Vorm:

Bij vragen waar je I en We gebruikt, moet je shall gebruiken.
Shall we go by taxi?

In alle andere vragen gebruik je will
Will they buy a new house?

Slide 13 - Diapositive

Future > 3 Shall/will

In een bevestigende of ontkennende zin gebruik je alleen will.

Daarna volgt het hele werkwoord.
I will come to your party. I promise.


In ontkenningen voeg je not toe aan will.
will + not = won't
He won't come to school as he is ill.


Slide 14 - Diapositive

Future > 4 present simple
Gebruik: als er sprake is van een vast schema, zoals aankomst- en vertrektijden, openings- en sluitingstijden, begin- en eindtijden.

Vorm:
1. hele werkwoord bij I, you, we, you, they
2. ww + s bij he, she, it.

Slide 15 - Diapositive

Future > 4 present simple
Examples:
The train leaves at 4 pm from platform 5A.
Our school closes at 5 pm every day.
The show starts in ten minutes.
When does the match begin?

Slide 16 - Diapositive

The train ____ at 11:45.
A
leaves
B
is leaving
C
is going to leave
D
will leave

Slide 17 - Quiz

Look! Those girls ____ that busy highway.
A
cross
B
will cross
C
are crossing
D
are going to cross

Slide 18 - Quiz

Sharon ____ her birthday next Saturday at 2 pm.
A
celebrates
B
is celebrating
C
will celebrate
D
is going to celebrate

Slide 19 - Quiz

He sometimes ____ the bus to school.
A
takes
B
is taking
C
is going to take
D
will take

Slide 20 - Quiz

Maybe we ______ fries tonight.
A
shall eat
B
will eat
C
eat
D
are going to eat

Slide 21 - Quiz

I ______ Mickey up from the airport tonight.
A
am picking
B
pick
C
am going to pick
D
shall pick

Slide 22 - Quiz

Exercises activity book

Do exercise 12 in your activity book.
Then do exercise 13 in your activity book.




Slide 23 - Diapositive

Wat ging goed met het oefenen?

Slide 24 - Question ouverte

Welk onderwerp vereist extra aandacht?

Slide 25 - Question ouverte