Meervoud 1HV

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel:
Na deze les weet ik hoe ik in het Engels zelfstandige voornaamwoorden in het meervoud moet zetten.
Ook weet ik wat de uitzonderingen zijn.

Slide 2 - Diapositive

Hoe maak ik een meervoudsvorm in het Engels? Geef uitleg of een voorbeeld.

Slide 3 - Carte mentale

LET OP!
Bij meervoud GEEN 's!

Slide 4 - Diapositive

Zet 3 zelfgekozen Engelse woorden
in het meervoud.

Slide 5 - Question ouverte

Hoe zou je het woord 'PHOTO'
in de meervoudsvorm zetten?

Slide 6 - Question ouverte

En het woord 'LADY'?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

En hoe zou je 'BRUSH' in het meervoud zetten?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Hoe zou je het woord 'KNIFE' in het meervoud zetten?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Diapositive

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord TREE
A
trees
B
tree's

Slide 16 - Quiz

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord SUNFLOWER
A
sunflower's
B
sunflowers

Slide 17 - Quiz

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord BUTTERFLY
A
butterflys
B
butterflies

Slide 18 - Quiz

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord CHILD
A
children
B
childs

Slide 19 - Quiz

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord FOX
A
foxs
B
foxes

Slide 20 - Quiz

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord BABY
A
baby's
B
babies

Slide 21 - Quiz

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord FIREMAN
A
firemans
B
firemen

Slide 22 - Quiz

Wat heb je deze les geleerd?
Geef zo concreet mogelijk aan.

Slide 23 - Question ouverte

Wat snap je na deze les nog niet?
Geef zo concreet mogelijk aan.

Slide 24 - Question ouverte

Extra oefenen met 
meervoud?



Slide 25 - Diapositive

Demonstrative pronouns:
> this = dichtbij en 1 zelfstandig naamwoord : this apple
> these = dichtbij en meerdere : these apples

> that = ver af en 1 zelfstandig naamwoord : that bag 
> those = ver af en meerdere : those bags 

Slide 26 - Diapositive

Dichtbij
Ver af 
This
these
That
Those

Slide 27 - Question de remorquage

Demonstrative pronouns
> May I use this pencil?
> May I use these pencils?

> Look over there! Do you see that handsome boy?
> Look over there! Do you see those dogs?

Slide 28 - Diapositive

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 29 - Quiz