Zinsontleding

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands 

Zinsontleding

Deze les 

• Instructie zinsontleding 
• Opdracht 1: zoek het verstopte woord 
• Opdracht 2: studiemeter (zinsontleding)
• Evaluatie

Lesdoelen

• Aan het eind van de les kun je de 5 zinsdelen herkennen.
• Aan het einde van de les kun je de 5 zinsdelen benoemen.

Wat weet je nog over zinsontleding?

Wat is de persoonsvorm en hoe vind ik de persoonsvorm?

De persoonsvorm vind je door:

• De zin vragend te maken.
  Het eerste woord is de persoonsvorm.

Hij mag geen bier drinken voor schooltijd.   PV=   

• De zin in een andere tijd te zetten.  = tijdproef! 
  Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

De jongen valt van zijn fiets.  PV= 

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

1. Wat
2. deze
3. persoonsvorm
4. is

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Werkwoordelijk gezegde (wg)

Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin. 

Werkwoordelijk gezegde (wwg)

Wat is het wwg?

Jullie weten het wwg te vinden.

1. Jullie
2. weten
3. weten vinden
4. weten te vinden

Het onderwerp

Het onderwerp vind je door te vragen: 

WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE 

De hond eet zijn brokjes op.

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.

1. Ik
2. kan
3. het onderwerp
4. een zin

Lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 

WAT (OF WIE) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP

Let op: 

• Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
  
• Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Het lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp is de persoon die iets overkomt in de zin.

Wat is het lijdend voorwerp?

Deze klas kan het lijdend voorwerp vinden.

1. Deze klas
2. kan
3. het lijdend voorwerp
4. vinden

Wat kan GEEN lijdend voorwerp zijn?

1. De kat met het gebroken pootje
2. de pan met tomatensoep
3. in de tuin van de buren
4. wij

Meewerkend voorwerp

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.

1. zij
2. heeft
3. ons
4. toch

Zinsontleding

pv/wg

o

lv

MW

 Mijn oude  smartphone 

 heb

 ik

aan mijn broertje

gegeven.

Lesdoelen

• Aan het eind van de les kun je de 5 zinsdelen herkennen.
• Aan het einde van de les kun je de 5 zinsdelen benoemen.

Heb je de lesdoelen behaald?

1. Ja, ik begrijp de theorie en ik kan het toepassen.
2. Ja, maar ik moet nog wel extra oefenen.
3. Nee, ik begrijp de theorie, maar ik kan het niet toepassen
4. Nee, ik begrijp het nog steeds niet.

Zinsontleding

pv/wg

o

lv

Mijn broer 

heeft

gisteren

100 euro

gewonnen.

Zinsontleding

pv/wg

o

lv

Gisteren 

bracht

ik

mijn broertje

naar de ijsbaan.

Zinsontleding

pv/gez

ow

lv

Nick

heeft

vanmorgen

nieuwe oordopjes

gekocht.

Zinsontleding

pv/wg

o

lv

MW

 Mijn broer 

 heeft

 het bruidspaar

een mooi cadeau

gegeven.

Opdracht 1:

Zoek het verstopte woord 

(In tweetallen)

Opdracht 2:

Starttaal Online 

3F - Taalvaardigheid

Grammatica

Onderwerp/lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp 

1 t/m 5 (7/10 goed )

Klaar? Opdrachten bijwerken