Woensdag 8 februari B2j

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Deutsch

Mittwoch, den 8. Februar 2024

Was machen wir heute?

Satz der Woche

LOGO Sendung

Grammatik 

Selbständig arbeiten

Was bin ich?

Lernziele

Aan het einde van de les kun je.....

• een Duitse LOGO aflevering begrijpen en meerkeuzevragen beantwoorden.

• de regel van de persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval begrijpen en deze toepassen in de opdrachten van Lektion 3.

• de woordenschat van Lektion 1 leren door middel van het spel "Was bin ich?"

Satz der Woche

www.zdf.de

In welk land worden kinderen gevaccineerd?

1. Kameroen
2. Malawi
3. Soedan
4. Zuid Afrika

Tegen welke ziekte worden de kinderen gevaccineerd?

1. Corona
2. Malaria
3. De griep
4. Waterpokken

Met welk land is Duitsland goed "bevriend"?

1. Noorwegen
2. België
3. Frankrijk
4. Nederland

Waarom wilde politici uit beide landen een partnerschap?

1. Zodat er geen nieuwe oorlog ontstaat
2. Meer handelsmogelijkheden
3. Zodat ze elkaars taal konden leren
4. Zodat ze elkaars eten konden proeven

In welk land waren dit jaar de jeugd olympische winterspelen?

1. Noord Korea
2. China
3. Japan
4. Zuid Korea

Wat moet je doen als je ziet dat iemand door het ijs gezakt is?

1. Naar diegene toe gaan en helpen.
2. 112 bellen
3. Het ijs verder kapot maken
4. Zorgen voor een warmte deken

Grammatik

Persoonlijk voornaamwoorden met de vierde naamval

Persoonlijk voornaamwoord

De man gaat boodschappen doen.

Ik heb de man gezien.

Hij gaat boodschappen doen.

Ik heb hem gezien.

.......?

...... ?

Wat valt je op? 

In welke naamval staan de gekleurde woorden in het Duits?

Persoonlijk voornaamwoord

Der Mann geht einkaufen.

Ich habe den Mann gesehen.

Er geht einkaufen.

Ich habe ihn gesehen.

1e (o)

4e (lv)

Persoonlijk voornaamwoord

Ich 

du 

er 

sie 

es 

wir 

ihr 

sie 

Sie

mich 

dich 

ihn

sie

es

uns 

euch 

sie 

Sie

mij 

jou 

hem 

haar 

het 

ons 

jullie 

hun/hen 

u

ik 

jij 

hij 

zij 

het 

wij 

jullie 

zij 

u

1e naamval (onderwerp)

4e naamval (lijdend voorwerp)

Voorbeeld

(Zij)............... spielt gegen.............. (mij).

(Ik) .......... trainiere................(hem).

Aan de slag!

Maak opdracht    9 t/m 11 Lektion 4.2

                                    1b van Lektion 4.3

                                    9 van Lektion 4.4

Klaar?

Verder werken aan boekje.

Wer bin ich?!

Lernziele

Aan het einde van de les kun je.....

• een Duitse LOGO aflevering begrijpen en meerkeuzevragen beantwoorden.

• de regel van de persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval begrijpen en deze toepassen in de opdrachten van Lektion 3.

• de woordenschat van Lektion 1 leren door middel van het spel "Was bin ich?"

Vielen Dank für eure Aufmerksamkeit!