1.1 Stofeigenschappen (dichtheid)

• Natuurkunde
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

1.1 Stofeigenschappen

Dichtheid

Welkom 3M/4M

1.1 Stofeigenschappen

• De leerling weet wat de dichtheid van een stof betekent.
• De leerling kent de formule van dichtheid en kan die toepassen.
• De leerling kan beredeneren wat er gebeurd als er stoffen met verschillende dichtheden bij elkaar zitten.

1.1 Stofeigenschappen

Dichtheid

Dichtheid

De dichtheid zegt dus iets over hoeveel materiaal (massa) er in een bepaalde ruimte (volume) zit. De combinatie van die 2 geeft je de dichtheid. 

Het blijkt dat elke stof zijn eigen dichtheid heeft. Als je gaat kijken naar hoeveel 1 cm³ goud weegt, dan is dat altijd 19,3 gram. Bij aluminium is dat 2,7 g per cm³

Dichtheid

Door de dichtheid van een stof te bepalen kun je er dus achter komen met welke stof je te maken hebt... Dit is dus een stofeigenschap!

En ook een stofconstante, 
want het is een getal!

Dichtheid

De dichtheid reken je uit door de massa te delen door het volume. Je wilt namelijk steeds kijken hoeveel gram 1 cm³ weegt, zo kun je eerlijk vergelijken. In formule:

                                                   ρ=m/V

ρ = dichtheid in gram per kubieke centimeter (g/cm³)

^{m = massa in gram (g)}

^{V = volume in kubieke centimeter (cm3)}

Aantekening op het bord

Dichtheid

De dichtheid zegt nog meer. Iets met een kleine dichtheid ligt altijd boven op iets met een grote dichtheid. Helium heeft een kleinere dichtheid dan lucht en zal dus bovenop de lucht willen zitten (opstijgen).

Olie heeft een kleinere dichtheid dan water en dus drijft olie op het water. IJzer heeft een grotere dichtheid dan water en zal dus zinken in het water. 

Een symbool voor massa kan zijn...

1. g
2. cm
3. p
4. m

Wat is het zwaarste...

1. een kilo zilver
2. een kilo veren
3. twee kilo veren

Wat heeft het kleinste volume

1. kilo goud
2. kilo lood
3. kilo water

De eenheid van dichtheid is...

1. g/cm3
2. cm3/g

Als je het de massa deelt door het volume dan bereken je...

1. het gewicht
2. de inhoud
3. de dichtheid
4. de zwaarte

De blokken zijn gemaakt van hetzelfde materiaal.
Wat kun je zeggen over de dichtheid?

1. Blok 1 heeft de grootste dichtheid
2. Blok 2 heeft de grootste dichtheid
3. De dichtheid van beide blokken is gelijk
4. Je kunt niet weten welk blok de grootste dichtheid heeft

Zout water heeft ...

1. een hogere dichtheid dan zoet water
2. een lagere dichtheid dan zoet water
3. dezelfde dichtheid als zoet water

De dichtheid van 1 kilogram lood en 1 gram lood

1. is gelijk
2. is niet gelijk

Welke formule gebruik je bij het berekenen van het volume?

1. l x b x h
2. m/v
3. p x v

Dichtheid

Aan de slag!

1) Lees blz. 10

2) Maak opdr. 9, 10, 11, 13, 14