J1 Iemand omschrijven

1 / 22
suivant
Slide 1: Vidéo
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

timer
1:30
Les couleurs en français
Schrijf alle kleuren op die je kent

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Vidéo





L'homme parfait est
grand
intelligent
élégant






La femme parfaite est 
grande
intelligente
élégante

Slide 4 - Diapositive

Wat valt je op als je die zinnen van de vorige slide leest?
Twee antwoorden zijn juist. Je kan maar één kiezen.
A
Als ik iemand met een woord (bv. groot, slim) wil omschrijven is er een verschill tussen mannelijk en vrouwelijk
B
woord (bv. groot, slim) wil omschrijven is er geen verschill tussen mannelijk en vrouwelijk
C
bij de mannelijke woorden moet je een "e" toevoegen
D
bij de vrouwelijke woorden moet je een "e" toevoegen

Slide 5 - Quiz

Quelle est la couleur de ses cheveux?
A
Il a les cheveux blonds
B
Il a les cheveux bruns

Slide 6 - Quiz

Quelle est la couleur de ses yeux?
A
Il a les yeux verts
B
Il a les yeux marrons
C
Il a les yeux bleus
D
Il a les yeux gris

Slide 7 - Quiz

L'homme parfait
- a les yeux bleus
- porte une chemise bleue
- porte un pantalon bleu

Slide 8 - Diapositive

nadat je de zinnen op de vorige slide leest: welke antwoorden zijn juist?
A
uitgang mannelijk enkelvoud = niks
B
uitgang vrouwelijk enkelvoud= e
C
uitgang mannelijk meervoud = s
D
het woord "blauw" schrijf je altijd op dezelfde manier

Slide 9 - Quiz

Volgens jouw, wat moet de uitgang bij vrouwelijk meervoud zijn?
A
bleue
B
bleu
C
bleus
D
bleues

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Oefeningen: La piscine est
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 12 - Quiz

Oefeningen: C'est un t-shirt
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 13 - Quiz

Oefeningen: Ma copine est
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 14 - Quiz

Mes amis sont
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 15 - Quiz

Mes amies sont
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 16 - Quiz

Frederieke a les cheveux
A
bruns
B
brun
C
blonds
D
blond

Slide 17 - Quiz

Elle porte des lunettes
A
bleu
B
bleus
C
noirs
D
noires

Slide 18 - Quiz

Elle porte un t-shirt
A
vert
B
jaune
C
bleu
D
bleue

Slide 19 - Quiz

Elle a les yeux
A
marrons
B
vert
C
verts
D
marron

Slide 20 - Quiz

De volgende opdracht is de laatst voor vaandag. Laat zien dat je wat je hebt geleerd direct in real life kan implementeren. 
Er zijn drie verschillend niveaus:
1.  ( min. 3 zinnen) Vertel ff over jezelf ( Ben je groot / klein / kleur ogen of haar /... jij mag zelf kiezen )

2. (min. 6 zinnen) Vertel over jezelf en een ander persoon (jouw klasgenoot, familie, voetbalspeler...)

3. (min. 9 zinnen) Vertel over jezelf, een ander persoon en een voorwerp 

Slide 21 - Diapositive

Hier kan je jouw tekst invoeren:
Kies het niveau dat je wilt laten zien

Slide 22 - Question ouverte