1DB3S_wr_word order

WELCOME!


English class_word order

8 june

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

WELCOME!


English class_word order

8 june

Slide 1 - Diapositive

Today's programme
Homework -> feedback
Word order

Slide 2 - Diapositive

Word order
Video - volgorde van werkwoorden, personen, bijv.nw/bijwoord
Veel gemaakte fout: zin wordt geschreven op de Nederlandse manier

Ik ga morgen met vrienden eten
X Im going tomorrow with friends (to) eat

V I'm going to eat with friends tomorrow

Slide 3 - Diapositive

3. Grammatica - woordvolgorde



O=onderwerp
PV=persoonsvorm (werkwoord)
LV= lijdend voorwerp
waar = plaatsbepaling
wanneer = tijdsbepaling
Wie (o)
doet (pv)
wat (lv)
waar
wanneer
Kevin
met
his friend
at the station
an hour ago
Tip 1:
PLAATS voor TIJD
(P komt voor T)
Tip 2:
Tijdsbepaling mag ook vooraan staan als je er nadruk op wilt leggen

Slide 4 - Diapositive

3. Grammatica - woordvolgorde
Bijwoorden van tijd -> je geeft aan wanneer iets gebeurt (of niet)
voorbeelden: vaak, altijd, nooit, soms, gewoonlijk, meestal

Waar zet je deze woorden neer (in Engelse zinnen)?
-> VOOR HET WERKWOORD
I never wake up before 8 o'clock
She often visits her grandmother on Sunday.

Uitzondering werkwoord 'be' (am/is/are) 
-> NA HET WERKWOORD
I am always late on Monday

Slide 5 - Diapositive

Zet de woorden in de juiste volgorde:
every week - at the supermarket - she - fruit - buys

Slide 6 - Question ouverte

Zet de woorden in de juiste volgorde:
did - last week - an English exam - they

Slide 7 - Question ouverte

Zet in de juiste volgorde:
is - Peter - to see - happy - his dog - always

Slide 8 - Question ouverte

Writing assignment - TEAMS
Schrijfopdracht woordvolgorde:
Schrijf een mail naar een vriend/vriendin
Vraag hoe het met hem/haar gaat
Vertel dat je bij de Jeans store in Zwolle centrum werkt.
Zeg dat je elke dag om 8 uur moet beginnen.
Vertel dat je nooit te laat op je werk komt.
Zeg dat je komende vrijdag vrij bent.
Vraag of hij/zij wil om 8 uur bij restaurant Woody's wil afspreken (het is geen corona tijd :-)
Zeg dat je het altijd leuk vindt om hem/haar weer te zien.
Sluit de email af

Slide 9 - Diapositive

Questions be/can/do
Can
be (am/are/is)
do/does
He can swim
I am late
They are at home
He plays football
You like movies
Can he swim?
Am I late?
Are they at home?
Does he play football?
Do you like movies?
Vraag maken ->
can - onderwerp - rest vd zin
Vraag maken ->
am/are/is zet je vooraan de zin en daarna het onderwerp (en rest)
Vraag maken ->
do/does - onderwerp - werkwoord - rest vd zin
do -> I, you, we, they
does -> he, she, it

Slide 10 - Diapositive

Maak een vraagzin:
He drinks coffee

Slide 11 - Question ouverte

Maak een vraagzin:
She is tall

Slide 12 - Question ouverte

Maak een vraagzin:
I can do it.

Slide 13 - Question ouverte

Polite questions
Could I use your cell phone?
=> zou ik .....

Would you like some coffee?
=> zou je....

Practice more online -> slide 14

Slide 14 - Diapositive

Negations be/can/do
Can
be (am/are/is)
do/does
He can swim
I am late
They are at home
He plays football
You like movies
He can't swim
I am not late
They are not/aren't at home

He doesn't play football
You don't like movies
Ontkenning maken - 
zet 't achter can
can geldt voor alle personen
Ontkenning maken ->
am - am not
is - is not/isn't
are - are not/aren't
Ontkenning maken ->
Je zet don't of doesn't voor het werkwoord
don't -> I, you, we, they
doesn't -> he, she, it

Slide 15 - Diapositive

Maak ontkennend:
I live in Amsterdam

Slide 16 - Question ouverte

Maak ontkennend:
You are tall

Slide 17 - Question ouverte

Maak ontkennend:
She works at Jumbo

Slide 18 - Question ouverte

Writing assignment - TEAMS
Schrijfopdracht vragen/ontkenningen:
Je bent van baan veranderd en je schrijft een mail naar je oud-collega

Gebruik een informele aanhef
Vraag hoe het met je oud-collega gaat en of hij/zij het nog steeds naar zijn/haar zin heeft op het werk
Vertel iets over je nieuwe baan, waar je werkt, wat je doet
Vertel iets over je werk wat je leuk vindt en wat je niet leuk vindt
Zeg dat je zaterdag niet naar het feestje van je oud-collega kan komen.
Stel voor om een andere keer af te spreken.
Sluit op passende wijze af

Lever de opdracht in via Teams (Huiswerk 1 juni)

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Lien