h2- laatste les voor de toets

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welkom!

toetsstof toetsweek

1. hoofdletters & "" aanhalingstekens 

2. aan elkaar of los? 

3. werkwoordspelling 

Check-in 

1. Lezen / werken aan je boekopdracht

Pak je boek

Of maak je boekopdracht

2. Oefenen met spelling

Maak opdrachten uit je boek en kijk die na

Of ga naar cambiumned.nl 

3. Maak een samenvatting

Ga aan de slag met leren, maak bijvoorbeeld een samenvatting

3. Stel mij een vraag

Deze les:

Succes met de toets

1. Leg uit wat het verschil is tussen de vervoegingen gelooft en geloofd. 

Gelooft is persoonsvorm tt en geloofd is voltooid deelwoord.

2. Hij (bekritiseren) mij altijd, daarom heb ik hem (waarschuwen). 

Bekritiseert + gewaarschuwd

3. Ik vind het leuk om te schilderen, maar hij vind het leuker om te gamen. Juist of onjuist? Onjuist, want hij vindT

4. Het is wel eens (gebeuren) dat ik me (verslapen). Dat (gebeuren) me tegenwoordig nooit meer. 

Gebeurd, verslaap, gebeurt 

Antwoorden

Hoe goed beheers je de stof? Maak deze vragen:

https://docs.google.com/forms/d/e/1FAIpQLScNggrHeXMhTHIPhs8XcWY8Ew2VdyM-tZqAdTyE8GCkzwwajg/viewform?usp=sf_link

Vragen invullen

Je krijgt een blaadje en levert die bij mij in. 

1. Leg uit wat het verschil is tussen de vervoegingen gelooft en geloofd. 

2. Hij (bekritiseren) mij altijd, daarom heb ik hem (waarschuwen). 

3. Ik vind het leuk om te schilderen, maar hij vind het leuker om te gamen. Juist of onjuist? 

4. Het is wel eens (gebeuren) dat ik me (verslapen). Dat (gebeuren) me tegenwoordig nooit meer. 

5. Christendom / christendom

6. Meneer A. van Slooten / Meneer A. Van Slooten

7. driehonderd / drie honderd

8. vijf miljoen / vijfmiljoen 

Maak deze opdrachten

Opdrachten van werkwoordspelling h1 t/m h6 uit je boek:

H1: opdracht 2 (gebiedende wijs)

H2: opdr 1, 2 en 4 (Engelse werkwoorden)

H3: opdr 1 en 2 (lastige werkwoordsvormen)

H4: opr 1, 3 en 4 (lastige werkwoordsvormen)

H5: opdr 1, 2, en 3 (samengestelde zinnen)

H6: opdr 1 en 2 (verleden tijd of voltooid deelwoord)

Opdrachten maken 

1

Werkwoordspelling

1. voltooid deelwoord of persoonsvorm? 

Als hij over zijn grote ambities vertelt, verbaast Cas de docent. 

Toen hij over zijn grote ambities heeft verteld, was de docent verbaasd. 

2. Engelse werkwoorden

Zelfde regels als in het Nederlands. Soms heb je wel een extra letter nodig voor de uitspraak: racen: stam -en is rac en dan klinkt niet, dus wordt de stam: race. pvtt = +t dus racet en pvvt + te dus racete. 

Werkwoordspelling: lastig

1. In een zin kunnen meerdere persoonsvorm staan

2. Stap 1: check eerst of het de persoonsvorm is of niet 

3. Gebiedende wijs: alleen de stam! (maak je huiswerk!) 

4. Geen persoonsvorm? Dan is het voltooid deelwoord of andere vorm: zo kort mogelijk 

Werkwoordspelling: belangrijk

Welke stappen zet je om de juiste werkwoordsvorm te vinden? 

Als je een spiekbriefje zou mogen gebruiken op de toets (en dat mag natuurlijk niet), wat zou je daar dan op zetten?

Maak een spiekbriefje

Je mag je spiekbriefje erbij houden. Maak deze drie zinnen. 

1. De (opscheppen) ravioli was te veel (afkoelen), waardoor het eten de kasten niet meer (smaken). 

2. Voor de pauze werd de operazangeres (uitjoelen), 

maar aan het einde van de avond (juichen) bezoekers 

haar toe. 

3. Op de vorige familiedag (barbecueën) de familie tot laat. 

Maak deze zinnen

Je mag je spiekbriefje erbij houden. Maak deze drie zinnen. 

1. De opgeschepte ravioli was te veel afgekoeld, waardoor het eten de kasten niet meer smaakte. 

2. Voor de pauze werd de operazangeres uitgejoeld, 

maar aan het einde van de avond juichten bezoekers 

haar toe. 

3. Op de vorige familiedag barbecuede de familie tot laat. 

Kijk na 

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen

1. timde
2. timdde
3. timete
4. timede

hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: deleten

1. delette
2. deletete
3. deledde
4. deletette

Wie zich tot de burgemeester (wenden), (krijgen) zeker antwoord.

1. wend - krijgt
2. wend - krijg
3. wendt - krijgt
4. wendt - krijg

Toch (krijgen) ze bijna een ongeluk, toen in een bocht van de weg de auto (slippen).

1. krijgden - slipden
2. kregen - slipten
3. krijgen - slipde
4. kregen - slipte

Welke vorm hoort op de puntjes?
De .........toren staat op de monumentenlijst

1. verlichten
2. verlichte
3. verlichtte
4. verlichtten

Zijn vader (verwachten) niet anders van hem.

1. verwacht
2. verwachte
3. verwachtte
4. verwachtten

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen

1. lunchte
2. lunchde
3. lunchtte
4. lunchdde

Wanneer het licht (branden), is de kans groot dat er nog een trein langs (rijden)

1. brandt-rijdt
2. brand-rijd
3. brandt-rijd
4. brand-rijdt

Ik kan werkwoorden op de juiste manier spellen

😒🙁😐🙂😃