h2- les werkwoordspelling 4

Welkom!
timer
8:00
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
timer
8:00

Slide 1 - Diapositive

Komende weken = toetsstof toetsweek
1. hoofdletters & "" aanhalingstekens 
2. aan elkaar of los? 
3. werkwoordspelling 


Check-in 

Slide 2 - Diapositive

1. zelfstandig werken aan werkwoordspelling 

2. bespreken aantal opdrachten 

Wil je extra uitleg werkwoordspelling? Steek je vinger op. Dan doe je mee met de uitleg en de rest werkt stil door. 



Deze les:

Slide 3 - Diapositive

Opdrachten van werkwoordspelling h1 t/m h6 uit je boek:

H1: opdracht 2 (gebiedende wijs)
H2: opdr 1, 2 en 4 (Engelse werkwoorden)
H3: opdr 1 en 2 (lastige werkwoordsvormen)
H4: opr 1, 3 en 4 (lastige werkwoordsvormen)
H5: opdr 1, 2, en 3 (samengestelde zinnen)
H6: opdr 1 en 2 (verleden tijd of voltooid deelwoord)

Opdrachten maken 

Slide 4 - Diapositive

Hoofdstuk 5: opdracht 3 en 4 

Hoofdstuk 6: opdracht 2 
Bespreken opdrachten 

Slide 5 - Diapositive

1
Werkwoordspelling

Slide 6 - Diapositive

1. voltooid deelwoord of persoonsvorm? 
Als hij over zijn grote ambities vertelt, verbaast Cas de docent. 
Toen hij over zijn grote ambities heeft verteld, was de docent verbaasd. 

2. Engelse werkwoorden
Zelfde regels als in het Nederlands. Soms heb je wel een extra letter nodig voor de uitspraak: racen: stam -en is rac en dan klinkt niet, dus wordt de stam: race. pvtt = +t dus racet en pvvt + te dus racete. 

Werkwoordspelling: lastig

Slide 7 - Diapositive

1. In een zin kunnen meerdere persoonsvorm staan

2. Stap 1: check eerst of het de persoonsvorm is of niet 

3. Gebiedende wijs: alleen de stam! (maak je huiswerk!) 

4. Geen persoonsvorm? Dan is het voltooid deelwoord of andere vorm: zo kort mogelijk 
Werkwoordspelling: belangrijk

Slide 8 - Diapositive

Welke stappen zet je om de juiste werkwoordsvorm te vinden? 

Als je een spiekbriefje zou mogen gebruiken op de toets (en dat mag natuurlijk niet), wat zou je daar dan op zetten?
Maak een spiekbriefje
timer
5:00

Slide 9 - Diapositive

Je mag je spiekbriefje erbij houden. Maak deze drie zinnen. 

1. De (opscheppen) ravioli was te veel (afkoelen), waardoor het eten de kasten niet meer (smaken). 

2. Voor de pauze werd de operazangeres (uitjoelen), 
maar aan het einde van de avond (juichen) bezoekers 
haar toe. 

3. Op de vorige familiedag (barbecueën) de familie tot laat. 
Maak deze zinnen
timer
5:00

Slide 10 - Diapositive

Je mag je spiekbriefje erbij houden. Maak deze drie zinnen. 

1. De opgeschepte ravioli was te veel afgekoeld, waardoor het eten de kasten niet meer smaakte

2. Voor de pauze werd de operazangeres uitgejoeld
maar aan het einde van de avond juichten bezoekers 
haar toe. 

3. Op de vorige familiedag barbecuede de familie tot laat. 
Kijk na 
timer
5:00

Slide 11 - Diapositive

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 12 - Quiz




hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: deleten

A
delette
B
deletete
C
deledde
D
deletette

Slide 13 - Quiz

Wie zich tot de burgemeester (wenden), (krijgen) zeker antwoord.
A
wend - krijgt
B
wend - krijg
C
wendt - krijgt
D
wendt - krijg

Slide 14 - Quiz

Toch (krijgen) ze bijna een ongeluk, toen in een bocht van de weg de auto (slippen).
A
krijgden - slipden
B
kregen - slipten
C
krijgen - slipde
D
kregen - slipte

Slide 15 - Quiz

Welke vorm hoort op de puntjes?
De .........toren staat op de monumentenlijst
A
verlichten
B
verlichte
C
verlichtte
D
verlichtten

Slide 16 - Quiz

Zijn vader (verwachten) niet anders van hem.
A
verwacht
B
verwachte
C
verwachtte
D
verwachtten

Slide 17 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 18 - Quiz

Wanneer het licht (branden), is de kans groot dat er nog een trein langs (rijden)
A
brandt-rijdt
B
brand-rijd
C
brandt-rijd
D
brand-rijdt

Slide 19 - Quiz

Ik kan werkwoorden op de juiste manier spellen
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage