11092024 - werkwoordspelling

Nederlands - M4b

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nederlands - M4b

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Lesprogramma
  • Uitleg werkwoordspelling
  • Samen oefenen
  • Zelfstandig aan de slag
  • (morgen klassikaal artikel nakijken)

Leg je schrift + pen op tafel (chromebook niet nodig)

Slide 4 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van de les
- weet je weer hoe je de persoonsvorm kan vinden 
- begrijp je waarom het belangrijk is dat je het verschil ziet tussen een persoonsvorm en een voltooid deelwoord
- kun je persoonsvormen (TT en VT) en voltooid deelwoorden correct spellen


Slide 5 - Diapositive

Voorkennis
Je weet wat een persoonsvorm is.
Je weet wat een voltooid deelwoord is.

Slide 6 - Diapositive

Heb je voldoende voorkennis?
  • Vliegen vliegen achter vliegen aan.
  • Wat is in deze zin de persoonsvorm? 
  • de 2de 'vliegen' = PV
  • Hier gebeurt nooit was, dacht ik. Maar gisteren is er toch iets geks gebeurd! 
  • Waar staat in deze zinnen het voltooid deelwoord?
  • de laatste 'gebeurd' = VD (is gebeurd)


Slide 7 - Diapositive

PV of VD?
Om te weten hoe je een werkwoord spelt moet je eerst weten of het werkwoord de persoonsvorm (PV) is of niet.

Is het werkwoord een voltooid deelwoord (VD)? Dan gelden andere spellingsregels 
(verlengen of 't ex-kofschip).

Slide 8 - Diapositive

PV - tegenwoordige tijd 
Als de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd staat, zijn er 3 mogelijkheden:

1. ik-vorm
2. ik-vorm + t
3. Hele werkwoord (bij meervoud)

Slide 9 - Diapositive





Niet zeker? Gebruik het werkwoord lopen
ik
ik-vorm

jij?
jij 
ik-vorm+t

hij/zij/u/het
ik-vorm+t

wij/jullie/zij
hele ww

Slide 10 - Diapositive

Voorbeelden

Slide 11 - Diapositive

Vul de goede werkwoordsvormen in (schrijf op in je schrift)
1. (houden) ... je broer van detectives of (herkennen) ... hij zich niet in politieagenten?
2. Ik (vinden) ... het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering (versturen) ...
3. Mijn wang (bloeden) ... altijd als ik mij (snijden) ... tijdens het scheren.
4. Je (geloven) ... toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek (bestellen) ...?

Slide 12 - Diapositive

Antwoorden
1. Houdt je broer van detectives of herkent hij zich niet in politieagenten?
2. Ik vind het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering verstuurt. 
3. Mijn wang bloedt altijd als ik mij snijd tijdens het scheren.
4. Je gelooft toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek bestelt?

Slide 13 - Diapositive

PV - verleden tijd  (zwakke wwn)
Maak het werkwoord langer
dan HOOR je een /t/ of een/d/




Slide 14 - Diapositive

PV - verleden tijd  
Twijfel je of je -te(n) of -de(n) moet schrijven? 

Slide 15 - Diapositive

Dus:
Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en WEL in 't ex-kofschip?            schrijf dan  te / ten   :         fietsen                fietste

         Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en NIET in 't ex-kofschip?             schrijf dan  de / den           bellen             belde

Slide 16 - Diapositive

Even oefenen
1. De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans (maken) ... (duimen) ... Janita voor mij.
3. We (durven) ... niet te kijken toen de geheime politie op de deur (bonken) ...
4. Terwijl ik (tobben) ... over mijn cijfers, (krassen) ... Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 17 - Diapositive

Antwoorden
1. De politie verrichtte wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans maakte, duimde Janita voor mij.
3. We durfden niet te kijken toen de geheime politie op de deur bonkte.
4. Terwijl ik tobde over mijn cijfers, kraste Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 18 - Diapositive

Hoe herken je een voltooid deelwoord (VD)?
- Het VD  wordt meestal gevormd door  ge-, ver- of be- aan het werkwoord toe te voegen en door een –d of een –t aan het einde van het werkwoord te plakken, zoals bij ge-werk-t of be-antwoor-d. 
- Ook staat er een hulpwerkwoord in de zin (een vorm van “hebben” of “zijn”).
 Voorbeeld: ik heb gewerkt, ik heb gelopen, ik ben vertrokken

Slide 19 - Diapositive

Voltooid deelwoord met -d of -t?
1. Verleng het werkwoord.
Ik heb gewerkt (want: je hoort 't' in werkte)

2. Gebruik 't ex-kofschip (alleen in geval van twijfel)
/
/

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Even oefenen
1. De jongens zijn gisteren (verhuizen).
2. We hebben vanmorgen een potje (voetballen).
3. Heb je dat hele stuk (fietsen)?
4. Ik heb zijn verhaal nooit (geloven).
5. Heb je lekker (chillen)?  

Slide 22 - Diapositive

Antwoorden
1. verhuisd
2. gevoetbald
3. gefietst
4. geloofd
5. gechild 

Slide 23 - Diapositive

Aan de slag (zelfstandig, fluisteren mag)

- p. 32-33: opdracht 1, 3, 4 en 5 (opdr. 2 NIET)
 
-p. 34-35:  opdracht 1, 2, 3, 4 en 5


Klaar? Ga naar de module taalverzorging in de LessonUp-klas en maak de openstaande lesjes zelfstandig af.



timer
12:00

Slide 24 - Diapositive

Verder oefenen?
Zoek op internet naar oefeningen.
Zoek op 'werkwoordspelling oefenen'.

Cambiumned.nl is een goede oefensite.

Slide 25 - Diapositive