Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Wat doen we vandaag?
Taaloefening A en B
Bepreken: vragen bij blz. 123 t/m 129.
Slide 1 - Diapositive
Taaloefening A
1. dicunt; A: hostes; I: appropinquare
De boeren zeggen dat de vijanden naderen.
2. clamat; A: servum; I: habere
De heer roept dat de slaaf het geld heeft.
3. narrant; A: filios suos; I: esse
Moeders vertellen altijd dat hun eigen zonen mooi zijn.
Slide 2 - Diapositive
Taaloefening A
4. dicunt; A: hostes; I: interficere
De boden zeggen dat de vijanden de kinderen doden.
5. ait; A: hostes; I: occidere
De jongen zegt / zei dat de vijanden de Romeinen in de oorlog doden / doodden.
Slide 3 - Diapositive
Taaloefening B
1. A: crudelitatem; I: fuisse
Het staat vast dat de wreedheid van de Romeinen groot was.
2. A: crudelitatem; I: esse
Het staat vast dat de wreedheid van de Romeinen groot is.
3. A: deos; I: mutavisse
Het gerucht gaat dat de goden vaak de gedaantes van mensen hebben veranderd.
Slide 4 - Diapositive
Taaloefening B
4. A: deos; I: mutare
Het gerucht gaat dat de goden vaak de gedaantes van mensen veranderen.
5. A: deos; I: iuvare
Het Romeinse volk zegt dat de goden altijd Rome helpen.
Slide 5 - Diapositive
Taaloefening B
6. A: deos; I: iuvisse
Het Romeinse volk zegt dat de goden altijd Rome hebben geholpen.
7. A: pueros; I: pugnavisse
De meisjes vertellen dat de jongens nooit met de vijanden hebben gevochten.
Slide 6 - Diapositive
Taaloefening B
8. A: pueros; I: pugnare
De meisjes vertellen dat de jongens nooit met de vijanden vechten.
9. A: servos; I: fecisse
De heren zeggen dat de slaven offers hebben gebracht aan de goden.
Slide 7 - Diapositive
Taaloefening B
A: servos; I: facere
De heren zeggen dat de slaven offers brengen aan de goden.
Slide 8 - Diapositive
Troje; Venus; Aeneas.
1. Hector is gedood door Achilles.
2. a. De Grieken vechten met de Trojanen in de stad; hier lijkt het alsof de Grieken voor de stad met de Trojanen vechten.
b. De Grieken hebben kanonnen;
de Grieken hebben middeleeuwse harnassen aan;
de Grieken strijden met paarden.
In Troje staan kerktorens.
Slide 9 - Diapositive
Troje; Venus; Aeneas.
3. a. - Luister naar Hector
- Denk aan de familie, en red hen.
b. Aeneas krijgt een goddelijk teken: het vuur boven Ascanius’ hoofd.
c. Aeneas is de zoon van Venus.
Slide 10 - Diapositive
Troje; Venus; Aeneas.
4. a. ‘Ik smeek je, verlaat de stad!’
b. Het vuur boven Ascanius’ hoofd wordt geblust.
c. Hij bidt tot de goden of hij schrikt.
5. Hector, Venus, Anchises, Creüsa.
Slide 11 - Diapositive
Troje; Venus; Aeneas.
6. 1. Het moment dat Aeneas Creüsa opnieuw ziet als schim.
2. Het moment dat Hector aan Aeneas verschijnt in zijn droom, en Aeneas wordt herinnerd aan het overlijden van Hector.
Slide 12 - Diapositive
Dido en Aeneas.
1. -
2. a. Zij waarschuwt haar zoon Aeneas.
b. Deze pijl maakt Aeneas verliefd op Dido.
3. Venus zorgt ervoor dat Dido verliefd wordt op Aeneas, hetgeen past bij haar functie als godin van de liefde. Mercurius is de bode van de goden, en in die hoedanigheid waarschuwt hij Aeneas.
Slide 13 - Diapositive
Dido en Aeneas.
4. ‘De goden dwingen mij weg te gaan’.
5. a. Hij vergeet zijn ‘plicht’, het stichten van een nieuwe stad, niet uit te voeren.
b. Hij is niet trouw aan zijn geliefde.
c.-
d. -
Slide 14 - Diapositive
Aeneas in Italië.
1. a. Wanneer Aeneas wegvaart, vervloekt Dido Aeneas. Deze vervloeking is het begin van de vijandschap tussen Carthago en Rome (dat wordt gesticht door de nakomelingen van Aeneas).
b. Zij wist al dat de nakomelingen van Aeneas haar geliefde Cartahgo zouden verwoesten.
2. Rome ligt in de landstreek die Latium heet.
Slide 15 - Diapositive
Aeneas in Italië.
3. a. Het ligt al vast dat Aeneas zal winnen.
b. Aeneas krijgt wapens van Vulcanus via zijn moeder Venus.
4. O11 (het paard van Troje); O10 (Aeneas vlucht met vader en zoon); O9 (aankomst in Carthago); O8 (de grotscène tussen Dido en Aeneas); O6 (Dido pleegt zelfmoord); O7 (de strijd tussen Aeneas en Turnus)
Slide 16 - Diapositive
Aan het werk.
Lees tekst 10B (a en b) en maak de vragen.
Dit is ook huiswerk.
Slide 17 - Diapositive
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 18 - Question ouverte
Wat is nog onduidelijk? Waar wil je meer over weten?