Week 38: Lesson 1

English Monday 20.09.2021
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

English Monday 20.09.2021

Slide 1 - Diapositive

        Today...
  • Recap Personal Pronouns
  • Recap Plurals
  • Kahoot!
  • Finished? Lesson 1.3 opracht 1 t/m 10 maken & nakijken
  • Woordtrainer maken
  • Test jezelf maken + onvoldoende behalen
  • Met Quizlet oefenen

Slide 2 - Diapositive

Personal pronouns

Slide 3 - Diapositive

Terugblik:
persoonlijke en bezittelijk voornaamwoorden

Slide 4 - Diapositive

Terugblik: 
persoonlijke en bezittelijk voornaamwoorden

Slide 5 - Diapositive

PERSONAL PRONOUNS

Persoonlijke voornaamwoorden zeggen iets over de persoon die iets doet.

She is very sweet.
They are always late.
Why do you like him?

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

LET OP! HET ENGELSE WOORD 'I' SCHRIJF JE ALTIJD MET EEN HOOFDLETTER, OOK AL STAAT HET MIDDEN IN DE ZIN!
Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het ONDERWERP. Ze staan aan het begin van de zin.

Slide 8 - Diapositive

Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het VOORWERP. Ze staan aan het einde van de zin.

Slide 9 - Diapositive

A personal pronoun:
... is from Curacao. (zij)
A
she
B
they
C
he
D
we

Slide 10 - Quiz

A personal pronoun:
... like school. (ik)


A
i
B
I
C
you
D
we

Slide 11 - Quiz

A personal pronoun:
.... are very good friends. (wij)
A
he
B
they
C
you
D
we

Slide 12 - Quiz

A personal pronoun:
.... are very good friends. (wij)
A
he
B
they
C
you
D
we

Slide 13 - Quiz

A personal pronoun:
... like school. (ik)


A
i
B
I
C
you
D
we

Slide 14 - Quiz

Vul aan:
___ (ik) am 12 years old.
A
You
B
He
C
They
D
I

Slide 15 - Quiz

Vul aan:
My friends are always nice to ___ (hen).
A
you
B
us
C
them
D
me

Slide 16 - Quiz

Vul aan:
___ (zij) is late for school.
A
They
B
She
C
He
D
It

Slide 17 - Quiz

Vul aan:
___ (hij) is taller than ___ (mij).
A
he / me
B
we / I
C
she / him
D
you / us

Slide 18 - Quiz

Terugblik: meervoud

Slide 19 - Diapositive

Terugblik: meervoud

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Uitleg ...

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Uitleg  ...

Slide 24 - Diapositive

Kahoot!

Slide 25 - Diapositive

This week:
  • 1.3 - opdracht 1 t/m 10 maken en nakijken
  • Woordtrainer maken
  • Test Jezelf maken en voldoende behalen
  • Quizlet test maken, minimaal 90% scoren
  • Leestoets 1

Slide 26 - Diapositive