Thema ruzie taak 2 woordenschat dag 2

Thema Ruzie 
Taak 2 en woordenschat les 2
DISK thema 7
Leg nu op tafel:
Huiswerk
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Thema Ruzie 
Taak 2 en woordenschat les 2
DISK thema 7
Leg nu op tafel:
Huiswerk

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Vorige les herhalen
  • Woordenschat les 2
  • Taak 2 maken
  • Bouwstenen afmaken

Slide 2 - Diapositive

Type hier een titel
Wat ga je in dit thema leren?
  • Je leest en schrijft een tekst over ruzie of een probleem; je praat over oplossingen.
  • Je leest over een ruzie goedmaken en je oefent daarmee.
  • Je praat over pesten en roddelen, je leest en bedenkt adviezen; je schrijft een e-email.
  • Je leest en schrijft reacties op pesten; je bespreekt ze samen.

Slide 3 - Diapositive

Doelen
  • Nieuwe woorden ->
Aan het einde van deze les:

- Kun je de woorden van woordenschat les 2 vertalen in je eigen taal en er een Nederlandse zin mee schrijven.
- Kun je bespreken hoe je een ruzie kunt oplossen

Slide 4 - Diapositive

Herhalen les 1

Slide 5 - Diapositive

Wat betekent 'vanzelf'?
A
Iets gebeurt door hard werken.
B
Iets is moeilijk te begrijpen.
C
Iets gebeurt zonder dat je iets hoeft te doen
D
Iets is niet te doen.

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'gemeen'?
A
Niet aardig, iemand pijn doen.
B
Iemand negeren.
C
Iemand helpen met iets.
D
Iemand complimenteren.

Slide 7 - Quiz

Wat voelt men bij 'angst'?
A
Een moe gevoel hebben.
B
Een gelukkig gevoel hebben.
C
Een boos gevoel hebben.
D
Een bang gevoel hebben.

Slide 8 - Quiz

Wat betekent 'aflopen'?
A
Iets is moeilijk.
B
Iets is leuk.
C
Iets eindigt of stopt.
D
Iets begint of start.

Slide 9 - Quiz

Dag 2
Tijdens de pauze maakte een jongen een flauwe grap over Sara’s bril. Ze voelde zich verdrietig, maar kreeg hulp van haar vriendin, die de pester aansprak. Plotseling begon de jongen te gillen en zei dat het maar een grap was. Daarna ging de juf met de kinderen in gesprek. “Vechten of pesten helpt nooit,” zei ze. Ze bedacht een eenvoudige manier om elkaar beter te begrijpen: een complimentenronde.

Slide 10 - Diapositive

daarna, juf, eenvoudig, flauw, gillen, grap, hulp, plotseling, pester, vechten

Slide 11 - Diapositive

Daarna
Uitleg: Na dat moment.



Voorbeeldzin: Daarna ging de juf met de kinderen praten.

Slide 12 - Diapositive

Eenvoudig
Uitleg: Makkelijk, niet moeilijk.


Voorbeeldzin: De juf bedacht een eenvoudige manier om elkaar beter te begrijpen.

Slide 13 - Diapositive

Flauw
Uitleg: Niet leuk of kinderachtig.


Voorbeeldzin: De jongen maakte een flauwe grap over Sara’s bril.

Slide 14 - Diapositive

Gillen
Uitleg: Heel hard schreeuwen of roepen.


Voorbeeldzin: Plotseling begon de jongen te gillen.

Slide 15 - Diapositive

De grap
Uitleg: Iets zeggen of doen om mensen te laten lachen.



Voorbeeldzin: Hij zei dat het maar een grap was.

Slide 16 - Diapositive

Plotseling
Uitleg: Heel snel en onverwacht.


Voorbeeldzin: Plotseling begon de jongen te gillen.

Slide 17 - Diapositive

De pester
Uitleg: Iemand die anderen expres pijn doet of ruzie maakt


Voorbeeldzin: De vriendin sprak de pester aan.


Slide 18 - Diapositive

Groep 2 - Taak 2 thema 7

Slide 19 - Diapositive

Thema 7: Ruzie
Hoe kun je een ruzie oplossen denk je?

Slide 20 - Diapositive

Opdracht 1 :
Kijk naar het plaatje
Lees de tekst in het plaatje.

Bespreek samen wat jullie hiervan vinden.
Zijn jullie het hier mee eens of oneens?

Slide 21 - Diapositive

Opdracht 2 :
Vul het schema in
Je hebt ruzie met iemand.
Hij/zij is boos op je. 
Hij/zij wil dat je het goedmaakt.
Wat kan je zeggen? Kruis aan.

Slide 22 - Diapositive

Opdracht 3 :
Binnen cirkel buiten cirkel
Sta je in de binnencirkel?
Dan zeg je tegen de leerling tegenover je waarom je boos bent.

Sta je in de buitencirkel?
Luister naar de leerling tegenover je.
Geef een goede reactie.

Na 2 keer wisselen we van cirkel. 

Slide 23 - Diapositive

Opdracht 4 :
Bedenk een ruzie
Werk in tweetallen
Bedenk:
  • Wie hebben ruzie?
  • Waarover gaat de ruzie?
  • Hoe gaat de ruzie?
  • Hoe loopt de ruzie af?
De ruzie moet een goed einde hebben.


Slide 24 - Diapositive

Nu zelf verder werken!

Slide 25 - Diapositive