H2.1 natuur en scheikunde

Hoofdstuk 2




Stoffen en materialen
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 2




Stoffen en materialen

Slide 1 - Diapositive

paragraaf 1
stoffen thuis en op school
Theorieboek blz. 58

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
  • Inleiding
  • Uitleg paragraaf 2.1
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting/Vragen 2.(1Quiz)

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat stoffen zijn en voorbeelden geven van stoffen.
  2. Je kunt uitleggen wat materialen zijn en voorbeelden geven van materialen.
  3. Je kunt uitleggen waarom metalen veel gebruikt worden.
  4. Je kunt materialen indelen in twee groepen (metalen en niet-metalen) en voorbeelden geven bij deze groepen.

Slide 4 - Diapositive

Introductie
Misschien kom je op de fiets naar school. Je fiets is gemaakt van metaal. Misschien kom je met de bus. Dan gebruik je een chip-kaart van plastic. Metaal en plastic zijn stoffen.

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn stoffen in de scheikunde

Slide 6 - Diapositive

Bij elk beroep krijg je te maken met stoffen
Een vrachtwagen chauffeur met ?
Een nagel-styliste met ?

Slide 7 - Diapositive

Een materiaal is een stof waarvan je een voorwerp kunt maken
Een voorwerp is een ding dat je kunt gebruiken
voorwerpen zijn gemaakt van. Een voorwerp is een ding dat je kunt gebruiken

Slide 8 - Diapositive

Waarom is benzine of water geen materiaal?

Slide 9 - Diapositive

Dit zijn allemaal metalen! hierover in par 3 meer.

Slide 10 - Diapositive

niet-metalen

Slide 11 - Diapositive

Opdrachten maken
  • Wat: lees paragraaf H 2.1 en maak opgaven 1 t/m 14 van paragraaf 1 op blz. 60 t/m 64.
  • Hoe: helemaal stil!
  • Hulp: Docent.
  • Tijd: 20 minuten lang
  • Huiswerk: maak digitaal opgaaf 1 tm 14 van paragraaf H2.1 & Test jezelf
  • Klaar?: ga bezig met H2.2! 
timer
20:00

Slide 12 - Diapositive

Om voorwerpen te maken, zijn stoffen gebruikt. Wat is een stof?

Slide 13 - Question ouverte

Waarom moet de chauffeur van een vrachtwagen veel van stoffen wetten? Als hij gevaarlijke stoffen vervoert, dan moet hij dat
A
snel
B
veilig doen

Slide 14 - Quiz

Welke twee stoffen gebruikt de nagel-styliste tijdens een behandeling.
A
benzine en water
B
water en ammonia
C
ammonia en nagellak
D
nagellak en aceton.

Slide 15 - Quiz

Benzine aceton lijm verf en water zijn stoffen.

A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Staal, kunststof en rubber zijn materialen.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Je kunt materialen indelen in:
-Materialen
-niet materialen
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Een brug is gemaakt van staal.
A
Staal is wel een metaal
B
Staal is niet een metaal

Slide 19 - Quiz

Het frame van de mountainbike is van aluminium.
A
Aluminium is wel een licht materiaal
B
Aluminium is niet een licht materiaal

Slide 20 - Quiz

Tekst

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Huiswerk voor de volgende les:
1 tot en met 14 bladzijde 59 t/m 61

Slide 27 - Diapositive

Onthouden!

  • Een stof is waarvan iets gemaakt is.
  • Een materiaal is een stof waarvan je een voorwerp kunt maken.
  • Materialen kun je indelen in metalen en niet-metalen.
  • Staal is een hard en sterk metaal.
  • Aluminium is een licht metaal.
  • Voorbeelden van niet-metalen zijn: glas, steen, papier, hout en kunststof.

Slide 28 - Diapositive

Goed gedaan!

Slide 29 - Diapositive

Diatoetsen
Diatekst
Diawoord
www.diatoetsen.nl

Slide 30 - Diapositive