di 12-01-21 Woordenschat- taalverzorging quiz

woordenschat/ taalverzorging quiz

Vandaag gaan we woordenschat oefenen d.m.v. een quiz
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

woordenschat/ taalverzorging quiz

Vandaag gaan we woordenschat oefenen d.m.v. een quiz

Slide 1 - Diapositive

Naomi is atletisch gebouwd en turnen is één van haar hobby's. Wat betekent atletisch?
A
gespierd
B
mollig
C
mager
D
iel

Slide 2 - Quiz

Mijn vader zet de verhuisdozen op de vliering. Wat betekent vliering?
A
serre
B
bijkeuken
C
zolder
D
kelder

Slide 3 - Quiz

Het meisje is erg naïef en daardoor makkelijk te manipuleren. Wat betekent naïef?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het synoniem voor het woord notie?
A
aantekening
B
druiloor
C
begrip
D
rekening

Slide 5 - Quiz

Wat is een tegenstelling voor brutaal?
A
ongepast
B
grof
C
verlegen
D
bijdehand

Slide 6 - Quiz

Schrijf zo veel mogelijk
woorden op die te maken
hebben met flexibel

Slide 7 - Carte mentale

Wat is de tegenstelling van jong?
A
pril
B
kaas
C
vlegel
D
belegen

Slide 8 - Quiz

Wat is een synoniem van schroom?
A
praatjesmaker
B
aarzeling
C
braaf
D
waaghals

Slide 9 - Quiz

Waar zijn allebei de woorden goed gespeld?
A
zuurstooffles en ruimschoots
B
zuurstoffles en ruimschoods
C
zuurstoffles en ruimschoots
D
zurstoffles en ruimschots

Slide 10 - Quiz

Welke woorden
hebben te maken
met prestatie?

Slide 11 - Carte mentale

Steeds meer....
A
collectief, duo, individueel
B
collectief, individueel, duo
C
individueel, duo, collectief
D
individueel, collectief, duo

Slide 12 - Quiz

Steeds langere periode
A
kwartaal, maand, etmaal
B
etmaal, maand, kwartaal
C
maand, kwartaal, etmaal
D
kwartaal, etmaal, maand

Slide 13 - Quiz

kameleon, cobra, kaaiman
A
hagedis, karper
B
krekel, adder
C
alligator, kreeft
D
python, gekko

Slide 14 - Quiz

Welke 2 woorden zijn allebei goed gespeld?
A
fotootje, lacherig
B
fototje, lacherug
C
foto'tje, laggerig
D
fotootje, lacherrig

Slide 15 - Quiz

Welke 2 woorden zijn allebei goed gespeld?
A
bangerikken, grieselverhaal
B
bangerikken, griezelverhaal
C
bangeriken, griezelverhaal
D
banggeriken, griezulverhaal

Slide 16 - Quiz