1k1 Woordenschat H1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom 1k1!

Vandaag: 

1e uur: 

-Lezen/ twee leerlingen maken een toets. 

-Herhaling instructie 'Woordenschat' H1.

-Werken op de laptop aan 'Woordenschat' H1

2e uur: 

-Werken aan de opdrachten van 'Taalverzorging' H1. 

-Leren voor de SO. 

Veel plezier met lezen!

Leerdoelen deze les:

-Je kunt vertellen wat een synoniem is. 

-Je kunt de betekenis raden van een onbekend woord met behulp  van een synoniem. 

Wat is een synoniem? 

Dit weekend was mijn laptop stuk. Ik vond het spannend om mijn vader te vertellen dat mijn laptop kapot was.

Kun jij de synoniemen vinden? 

Synoniemen zijn: 

verschillende woorden die hetzelfde betekenen. 

Bijvoorbeeld:   

absent - afwezig

imiteren- nadoen

Tijd voor een quiz!

Het woord tussen de haakjes heeft een synoniem.  Zoek op basis van de context het synoniem. 

De docent vraagt wie er (ABSENT) is, maar er is niemand afwezig.

1. niemand
2. de docent
3. maar
4. afwezig

In deze fabriek (PRODUCEREN) ze badmode. Ze maken er badjassen en bikini's.

1. badmode
2. Ze
3. er
4. maken

Niet alleen Tim is (INTELLIGENT), maar ook zijn broer is erg slim.

1. ook
2. broer
3. slim
4. haar

De meeste (SCHOLIEREN) komen op de fiets. Sommige leerlingen komen per bus.

1. Sommige
2. komen
3. leerlingen
4. per

Ik wist welk antwoord ik moest (OPSCHRIJVEN), maar mijn zusje wist niet wat zij moest noteren.

1. zusje
2. noteren
3. moest
4. wat

De synoniem van 'absent' =

1. aanwezig
2. afwezig

De synoniem van 'waarschijnlijk' =

1. vermoedelijk
2. ooit

De synoniem van 'exact' =

1. snel
2. precies

De synoniem van 'gebrek' =

1. vorming
2. tekort

De synoniem van 'emoties' =

1. gevoelens
2. verbanden

Synoniemen zijn:

1. Twee verschillende woorden met dezelfde betekenis.
2. Twee woorden die je hetzelfde schrijft.

Aan het werk

Wie? De leukste brugklas van het SCE.

Wat? De opdrachten die bij 'Woordenschat' van H1 horen.

Waar? Nieuw Nederlands op de laptop.

Wanneer? Dit lesuur.

Hoe? Individueel (= alleen).

Eerder klaar? Maak de opdrachten die bij 'Taalverzorging werkwoorden' horen.

Vragen? Aan mij of aan je buurman/ buurvrouw.