5.3 erfelijkheid en herhaling 5.2

herhaling 5.2
gen/allel
genexpressie 
chromosomenpaar 
autosomen/geslachtschromosomen
diploïd
haploïd
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

herhaling 5.2
gen/allel
genexpressie 
chromosomenpaar 
autosomen/geslachtschromosomen
diploïd
haploïd

Slide 1 - Diapositive

autosomen - geslachtschromosomen

Slide 2 - Diapositive

genexpressie
- alle lichaamscellen: chromosomen met dezelfde genen
- genexpressie: aan/uit van genen
-bijv. gen voor eiwitten voor de productie van gal staat in de lever aan en in de huidcel uit!

Slide 3 - Diapositive

erfelijke eigenschap
variatie gen op homoloog chromosoom
gen in haploïde cel
diploïd
haploïd
mitose
meiose
chromosomenpaar
gen
allel
homoloog
celdeling 
2n-> 2n
reductiedeling 
2n -> n

Slide 4 - Question de remorquage

5.3 geslachtelijke voortplanting

Slide 5 - Diapositive

5.3 geslachtelijke voortplanting
leerdoelen:
- homozygoot/heterozygoot
- gensymbolen
- geslachtelijke/ongeslachtelijke voortplanting
- tweelingen

Slide 6 - Diapositive

Geslachtelijke voortplanting
  • Het ontstaan van een nieuw organisme door het versmelten van twee geslachtscellen
  • genotype degeslachtscellen is toeval
  • er ontstaat variatie in de genotypen van de nakomelingen

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

homozygoot/heterozygoot
homozygoot:
2 gelijke allelen

heterozygoot:
2 verschillende allelen

Slide 9 - Diapositive

Homozygoot en heterozygoot

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Ongeslachtelijke voortplanting
  • Sommige organismen (bijv. planten) kunnen zich ongeslachtelijk voortplanten.
* Er versmelten dan geen geslachtscellen
* Het genotype van de nakomelingen is dan gelijk aan dat van de ouder

Slide 13 - Diapositive

Wanneer is een genenpaar homozygoot?
A
Wanneer het 2 verschillende allelen bevat
B
Wanneer het 2 dezelfde allelen bevat

Slide 14 - Quiz

Iemand heeft in een chromosomenpaar één allel voor bruin haar en één allel voor blond haar. Haar fenotype is bruin haar. Wat is haar genotype?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Hoe ontstaan een twee-eiige tweeling?
A
Een eicel die zich later splitst
B
Twee eicellen die allebei bevrucht worden
C
Een eicel die door twee zaadcellen bevrucht wordt
D
Twee eicellen die door hetzelfde zaadcel worden bevrucht

Slide 19 - Quiz

Een eeneiige tweeling lijkt veel op elkaar omdat?
A
Een eeneiige tweeling heeft hetzelfde genotype en fenotype
B
Een eeneiige tweeling heeft hetzelfde genotype maar niet hetzelfde fenotype.
C
een eeneiige tweeling heeft niet hetzelfde genotype en niet hetzelfde fenotype

Slide 20 - Quiz

Als een tweeling een jongen en een meisje zijn dan zijn ze.......
A
eeneiig
B
twee-eiig

Slide 21 - Quiz

Hoe ontstaan een twee-eiige tweeling?
A
Een eicel die zich later splitst
B
Twee eicellen die allebei bevrucht worden
C
Een eicel die door twee zaadcellen bevrucht wordt
D
Twee eicellen die door hetzelfde zaadcel worden bevrucht

Slide 22 - Quiz

Siameese tweelingen
zijn ...
A
altijd twee-eiig
B
meisjes altijd twee-eiig
C
altijd eeneiig
D
jongens altijd twee-eiig

Slide 23 - Quiz

Maak opdracht 7, 8 en 9

Slide 24 - Diapositive