het bijvoeglijk naamwoord(plaats) + de getallen tot 70

Programme du cours 
        Aujourd'hui (=vandaag) :
- Révisons (herhaling) les nombres de 0-20
- Apprendre les nombers 20-70
 - bijvoeglijk naamwoord)




Mardi 5  juin
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Programme du cours 
        Aujourd'hui (=vandaag) :
- Révisons (herhaling) les nombres de 0-20
- Apprendre les nombers 20-70
 - bijvoeglijk naamwoord)




Mardi 5  juin

Slide 1 - Diapositive

Écris le nombre 27

Slide 2 - Question ouverte

Bonjour et bienvenue!

Slide 3 - Diapositive

Tientallen
10 = dix
20 = vingt
30 = trente
40 = quarante
50 = cinquante
60 = soixante
70 = soixante-dix

Uitzonderingen
  • Vanaf 20 = tiental+1 => ET: vingt-et-un, trente-et-un, quarante-et-un, cinquante-et-un, soixante-et-un etc.
  • 70 = 60+10 = soixante-dix

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

sept
dix
quatre
six
un
trente-neuf
cinq
huit
deux
trois
quinze
onze
quatorze
soixante-dix
dix-huit
dix-neuf
douze
seize
vingt
vingt-deux
cinquante-cinq
soixante
treize
quarante-et-un
1
2
3
5
4
6
7
8
39
10
11
70
16
18
20
12
22
13
14
15
19
55
60
Les nombres
41

Slide 6 - Question de remorquage

Écris le nombre 52

Slide 7 - Question ouverte

Écris le nombre 31

Slide 8 - Question ouverte

Écris le nombre 63

Slide 9 - Question ouverte

Écris le nombre 70

Slide 10 - Question ouverte

L'adjectif
Het bijvoeglijk naamwoord in het Frans

Slide 11 - Diapositive

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over in een zin?
A
Het bnw zegt iets over een werkwoord.
B
Het bnw zegt iets over een bijwoord.
C
Het bnw zegt iets over een zelfstandig naamwoord
D
Het bnw zegt iets over het onderwerp.

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Vidéo

Bnw = L'Adjectif 
De VORM
Hoe ziet het bijvoeglijk nw eruit in het Frans?

Slide 14 - Diapositive

4 vormen
-mannelijk enkelvoud
-vrouwelijk enkelvoud
-mannelijk meervoud
-vrouwelijk meervoud

Slide 15 - Diapositive

Basisregel:
De mannelijk vorm enkelvoud is de basisvorm.
Voor vrouwelijk enkelvoud zet je er een -e achter.
Voor mannelijk meervoud zet je er een -s achter.
Voor vrouwelijk meervoud zet je er een -es achter.

Slide 16 - Diapositive

voorbeeld:
m enk = petit
m mv = petit+s
v enk = petit +e
v mv = petit +es

Slide 17 - Diapositive

dus...
We nemen als voorbeeld BLAUW = BLEU

le lit bleu                           -> mannelijk enkelvoud
la voiture bleue              -> vrouwelijk enkelvoud
les livres bleus               -> mannelijk meervoud
les fleurs bleues           -> vrouwelijk meervoud

Slide 18 - Diapositive

als een bnw eindigt op een -e:
dan komt er dus niet een extra -e bij:
m enk: rouge
v enk: rouge
m mv: rouges
v mv: rouges

Slide 19 - Diapositive

als een bnw eindigt op een -s:
komt er voor het mannelijk mv geen extra -s bij
Gris => mannelijk mv = gris

Slide 20 - Diapositive

Deze bijvoeglijke naamwoorden zijn onregelmatig:
1) wit = blanc, blanche, blancs, blanches
2) nieuw = nouveau, nouvelle, nouveaux, nouvelles
3) aardig = sympa, sympas - geen vrouwelijke vorm


Slide 21 - Diapositive

Le chat est ....
A
grand
B
grande

Slide 22 - Quiz

La fleur est ....
A
bleu
B
bleue

Slide 23 - Quiz

Les filles sont ...
A
joli
B
jolis
C
jolie
D
jolies

Slide 24 - Quiz

Geef de vrouwelijk vorm enk van het bijv nw : grand

Slide 25 - Question ouverte

Geef de vrouwelijk vorm mv van het bijv nw : bleu

Slide 26 - Question ouverte

Geef de vrouwelijk vorm van het bijv nw : rouge

Slide 27 - Question ouverte

Geef de mannelijke vorm mv van het bijv nw: gris

Slide 28 - Question ouverte

Bnw = L'Adjectif 
De PLAATS
Waar zit het bijvoeglijk nw  in het Frans?

Slide 29 - Diapositive

Waar zit het bijvoeglijk nw in het Nederlands?

Slide 30 - Question ouverte

Nederlands: ervoor

een rode auto
een moderne stoel
mijn favoriete kleur
Frans: in principe achter het znw
une voiture rouge
une chaise moderne
ma couleur favorite

Slide 31 - Diapositive

Maar:
Sommige bijvoeglijke naamwoorden staan voor het zelfstandig naamword, zoals:
  • grand => un grand lit = een groot bed
  • petit => une petite table = een kleine tafel
  • joli => une jolie fille = een leuke meisje
  • nouveau => un nouveau vélo = een nieuwe fiets 

Slide 32 - Diapositive

Een moderne auto
A
Une voiture moderne
B
Une moderne voiture

Slide 33 - Quiz

Een leuke kast
A
une armoir joli
B
une armoir jolie
C
une joli armoir
D
une jolie armoir

Slide 34 - Quiz

Een nieuwe bed
A
Un lit nouveau
B
Un nouveau lit

Slide 35 - Quiz

Een Franse film
A
Un film français
B
Un français film
C
Un française film
D
Un film française

Slide 36 - Quiz

Les devoirs :
vendredi 
Faire/ Maken: 
  •  : Exercices: 9 et 10
  • Exercices  16ABCD à  page 58/59
Apprendre/ Leren:  
- Apprendre 5 (de plaats van het bijvoeglijk naamwoord) + de telwoorden 20-70



Slide 37 - Diapositive