Enkelvoudige en samengestelde zinnen

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken.

Hoeveel en welke pv ('s) staan er in de onderstaande zin?

Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken, omdat ik de hond uit moest laten.

Wat is het verschil tussen onderstaande zinnen?
Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken. Ik moest de hond uitlaten.
Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken, omdat ik de hond moest uitlaten.

Samengestelde zinnen

Wat is het verschil tussen de zinnen?

- Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken. Ik moest de hond uitlaten.

- Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken, omdat ik de hond nog moest uitlaten.

Enkelvoudige zin: er is maar één pv.

Samengestelde zin: er zijn meer pv's

Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?

Vorige zomer is het extreem warm geweest.

1. enkelvoudig
2. samengesteld

Enkelvoudige of samengestelde zin?

Toen iemand daar op televisie over klaagde, ontdekte een schilder een gat in de markt.

1. enkelvoudige zin
2. samengestelde zin

Enkelvoudige of samengestelde zin?

Hij dacht dat de coronacrisis sneller voorbij zou zijn.

1. enkelvoudige zin
2. samengestelde zin

Enkelvoudige of samengestelde zin?

Waarom zou je dat in vredesnaam willen wensen voor Oud en Nieuw?

1. enkelvoudige zin
2. samengestelde zin

Hoofd- en bijzinnen

Hoofd- en bijzinnen

Een enkelvoudige zin is altijd een hoofdzin (hz).

Een samengestelde zin bevat altijd minimaal één hoofdzin en verder één of meer hoofdzinnen en/of bijzinnen (bz).

Frank wil met het vliegtuig naar Berlijn, maar ik neem liever de trein. = hoofdzin + hoofdzin

Hoofd-en bijzinnen worden door voegwoorden verbonden.

Een voegwoord staat meestal tussen twee zinnen, maar het kan ook vooraan in de zin staan.

Voorbeelden van voegwoorden zijn en, maar, want, omdat, als, toen, terwijl, aangezien etc..

Tips om hoofdzinnen en bijzinnen te herkennen

Tip 1  Staat de pv voorin de zin? --> hz

           Staat de pv achterin de zin?--> bz

Hilde zet het alarm aan (hz) als ze van huis gaat (bz).

......nog een tip

Tip 2

Kan er geen ander zinsdeel tussen ow en pv staan?-->

Kunnen er wel ander zinsdelen tussen staan? -->bz

Deze winkel sluit om zes uur (hz), hoewel de meeste andere zaken langer open blijven (bz)

...de laatste tip

Tip 3

Begint de samengestelde zin met een voegwoord of met:  die, dat, wat, omdat, waarover enz.= bijzin            (behalve: en, maar, want, of, deze verbinden altijd hoofdzinnen) 

Ik ga vanmiddag zwemmen en vanavond ga ik  barbecueën.

Ik ga vanmiddag niet zwemmen, want daar heb ik geen in in.

We verwachten vandaag veel klanten, omdat het uitverkoop is.

Is de jurk die daar hangt afgeprijsd? 

Het is heel erg belangrijk dat een werknemer sociaal en klantgericht is.

1. enkelvoudig
2. samengesteld: hz+hz
3. samengesteld: hz + bz
4. Samengesteld: hz (bz) hz

Deze collega gaat het bedrijf verlaten, wat ik erg jammer vind.

1. samengesteld: hz +bz
2. enkelvoudig
3. samengesteld hz +hz
4. samengesteld: hz (bz) hz

De auto die net voorbijkwam, reed met een te hoge snelheid.

1. samengesteld: hz +hz
2. samengesteld: bz+bz
3. samengesteld hz +bz
4. samengesteld: hz (bz) hz

De artikelen die daar liggen, zijn in de uitverkoop.

1. samengesteld: hz +hz
2. samengesteld: hz+bz
3. samengesteld bz +hz
4. samengesteld: hz (bz) hz

Dankzij de hulp van de assistente is de speech van de directrice op tijd af.

1. samengesteld: hz +hz
2. samengesteld: hz+bz
3. samengesteld bz +hz
4. enkelvoudig

Toets reader H1, H2, H3 en H4

H 1 Vormen van het werkwoord

H2 Woordsoorten 2.1 t/m 2.7

H3 Spellingregels 3.1 t/m 3.3

H4 Zinsdelen en zinnen

Vormen van het werkwoord H1

De persoonsvorm 

Het voltooid deelwoord 

Het tegenwoordig deelwoord

Het infinitief

Woordsoorten H2

Lidwoord (lw)

Zelfstandig naamwoord (zn)

Bijvoeglijk naamwoord (bn) Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (sbn)

Voornaamwoorden (pvnw + bvnw + wvnw)

Voorzetsels, bijwoorden en voegwoorden

Tussenwerpsels

Spellingregels H3

Persoonsvorm in de tt + vt

Deelwoorden

Zinsdelen en zinnen H4

Werkwoordelijk gezegde 

Onderwerp

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Bijwoordelijke bepaling

Hoe ga je je voorbereiden op de kennistoets?