16th lesson A2f - 25/10/2019

Friday 25 October
- Important dates
- Learning goals
- Check homework
- Grammar 4
- Let's practise
- Kahoot
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Friday 25 October
- Important dates
- Learning goals
- Check homework
- Grammar 4
- Let's practise
- Kahoot

Slide 1 - Diapositive

Planning
Wednesday 30 October: Book test
Friday  15 November: Test Theme 1 + 2

Week 50: Listening test
Week 51: Reading test

Slide 2 - Diapositive

Learning goal

At the end of this lesson you know and are able to explain the difference between an adjective and an adverb.

Slide 3 - Diapositive

Check homework

- Do ex. 9, 11 & 12 (p. 31 - 34 WB + p. 24 TB)

- Study words A/B/C/D (p. 31 + 32 TB)

- Read your English book

- Prepare a book summary

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Grammar 4 (p. 25 TB)

Slide 6 - Diapositive

Adjective (=bijvoeglijk naamwoord)
Een bijvoeglijk naamwoord zeg iets over een zelfstandig naamwoord:

That is a beautiful car

The quick brown fox jumps over the lazy dog

Slide 7 - Diapositive

Adjective (=bijvoeglijk naamwoord)
Je gebruikt ook een bijvoeglijk naamwoord na de werkwoorden to be, to seem, to feel, to look, to smell, to sound en to taste.

This box feels heavy
She looks beautiful

Slide 8 - Diapositive

Adverb (= bijwoord)
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord (hoe?), een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord.

Carmen sings beautifully
They have an extremely beautiful house
The fox jumped very quickly

Slide 9 - Diapositive

Hoe vorm je een bijwoord?
De meeste bijwoorden worden gevormd door –ly toe te voegen achter het bijvoeglijke naamwoord: 

beautiful – beautifully 
quick - quickly

Slide 10 - Diapositive

Hoe vorm je een bijwoord?
Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op:

  •  -le wordt: -ly                                         terrible - terribly 
  •  medeklinker + -y wordt: -ily           easy - easily 
  • -ic wordt: -ally                                       fantastic – fantastically

Slide 11 - Diapositive

Uitzonderingen
Sommige bijwoorden hebben een onregelmatige vorm of hebben dezelfde vorm als het bijvoeglijk naamwoord:

good - well
fast - fast
long - long
hard - hard

Slide 12 - Diapositive

Adjective or Adverb? 

Slide 13 - Diapositive

She is a good dancer. 

Slide 14 - Diapositive

It is raining heavily

Slide 15 - Diapositive

Please be quiet. I'm trying to read.

Slide 16 - Diapositive

This soup tastes good

Slide 17 - Diapositive

Meghan was smiling happily

Slide 18 - Diapositive

Let's practise
- Take notes (OneNote)
- Do ex. 14 + 15  (p. 34 + 35  WB)

Are you done? 
- Slim stampen grammar 4
- Read your English book


Slide 19 - Diapositive

Learning goal

At the end of this lesson you know and are able to explain the difference between an adjective and an adverb.
+ reflection

Slide 20 - Diapositive

Homework
- Study grammar 4
- Finish ex. 14 + 15
- Finish reading your English book

Next lesson: book test

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive