Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Plattegrond
Slide 1 - Diapositive
Wat moet je pakken?
Ruitjesschrift
Boek (deel 1)
Etui
Laptop
Rekenmachine
Startopdracht
Ga naar Lesson Up en voer de code in.
Schrijf in je agenda voor 3 februari opdracht 1 t/m 24 van H5.
Slide 2 - Diapositive
Kommagetallen: 0,5 + 3 = ...
A
3
B
3,5
C
3,05
D
35
Slide 3 - Quiz
Kommagetallen: 0,5 - 0,04 = ...
A
0,54
B
0,1
C
0,46
D
0,406
Slide 4 - Quiz
Kommagetallen: 4,7 x 3 = ...
Slide 5 - Question ouverte
Wat is een decimaal getal?
Slide 6 - Question ouverte
Hoeveel decimalen heeft dit getal? 26,49
A
2
B
0
C
9
D
4
Slide 7 - Quiz
Hoeveel decimalen heeft dit getal? 26,0049
A
2
B
0
C
9
D
4
Slide 8 - Quiz
832,475 Hoe noemen we in dit geval de 8?
A
Tiental
B
Tiende
C
Honderdtal
D
Honderdste
Slide 9 - Quiz
832,475 Hoe noemen we in dit geval de 4?
A
Tiental
B
Tiende
C
Honderdtal
D
Honderdste
Slide 10 - Quiz
832,475 Hoe noemen we in dit geval de 7?
A
Tiental
B
Tiende
C
Honderdtal
D
Honderdste
Slide 11 - Quiz
832,475 Hoe noemen we in dit geval de 3?
A
Tiental
B
Tiende
C
Honderdtal
D
Honderdste
Slide 12 - Quiz
832,475 Hoe noemen we in dit geval de 5?
A
Tiental
B
Eenheid
C
Duizendtal
D
Duizendste
Slide 13 - Quiz
832,475 Hoe noemen we in dit geval de 2?
A
Tiental
B
Gehelen
C
Duizendtal
D
Duizendste
Slide 14 - Quiz
Rond het getal af op twee decimalen: 10,627
A
10,63
B
10,62
C
10,6
D
10,627
Slide 15 - Quiz
Rond het getal af op één decimalen: 8,022
A
8,1
B
8,0
C
8
D
8,02
Slide 16 - Quiz
Rond het getal af op één decimalen: 8,028
A
8,1
B
8,0
C
8
D
8,02
Slide 17 - Quiz
Is dit waar? 4,82 > 4,817
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Rond het getal 7, 653645 af op 4 decimalen
A
7, 6537
B
7, 6536
Slide 19 - Quiz
Rond het getal 7, 653645 af op 3 decimalen
A
7, 654
B
7, 653
Slide 20 - Quiz
Rond het getal 35,46548 af op 3 decimalen
A
35, 465
B
35, 466
Slide 21 - Quiz
Rond het getal 83251 af op duizenden
A
84000
B
80000
C
83000
Slide 22 - Quiz
Rond het getal 1 254 647,32 af op honderduizenden
A
1 250 000
B
1 200 000
C
1 300 000
D
1 255 000
Slide 23 - Quiz
Bereken:
5,3−8,2⋅(−5+7,3):−2,5=
A
5, 424
B
12,844
Slide 24 - Quiz
Bereken
(−7−8)⋅23−721=
A
-1066
B
10470
Slide 25 - Quiz
Bereken
−71+8,38,15+123=
A
6, 452816901
B
6,188277512
C
-2,091706539
Slide 26 - Quiz
Schrijf als decimaal getal: 22%
A
22/100
B
0,22
C
2,2
Slide 27 - Quiz
Schrijf als decimaal getal: 0,9%
A
0, 009
B
0, 09
C
9
Slide 28 - Quiz
Bereken: 4% van 1000
A
4000
B
0, 4
C
40
Slide 29 - Quiz
Bereken: 0,7 % van 705:
A
4,935
B
100714, 2857
Slide 30 - Quiz
Van 16, 7 miljoen inwoners van Nederland is 23,5% jonger dan 20 jaar. Van de Nederlanders jonger dan 20 jaar is 51, 3% van het vrouwelijk geslacht. Hoeveel Nederlandse vrouwen zijn jonger dan 20 jaar? Rond af op miljoenen
A
4 miljoen
B
3 miljoen
C
2 miljoen
D
tsja...
Slide 31 - Quiz
Bij een schriftelijke overhoring kregen drie van de 28 leerlingen een onvoldoende. Hoeveel % is dat?
A
0,84
B
10,7
C
10
D
9,3
Slide 32 - Quiz
A
evenredig
B
omgekeerd evenredig
C
geen van beide
Slide 33 - Quiz
A
evenredig
B
omgekeerd evenredig
C
geen van beide
Slide 34 - Quiz
A
evenredig
B
omgekeerd evenredig
C
geen van beide
Slide 35 - Quiz
A
evenredig
B
omgekeerd evenredig
C
geen van beide
Slide 36 - Quiz
A
evenredig
B
omgekeerd evenredig
C
geen van beide
Slide 37 - Quiz
Voor 8 tegels voor een badkamer betaal je €19,20. Hoeveel moet je voor 36 tegels betalen?