Burgerschap Les 1 Werken

• Mentorles
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 6

Thema Werk

Les 1 Werken

In deze les leer je...

•  Dat je verschillende dingen belangrijk kunt vinden aan werk​
  
•  Wat een werknemer is en wat een werkgever is​
  
•  Wat met stage lopen wordt bedoeld

Werken

Als je klaar bent met school ga je waarschijnlijk werken​.

​Wat voor werk je gaat doen hangt af van:​ 

•  Wat je leuk vindt​
  
• Waar je goed in bent​ 
  
  

Je moet voor veel banen een opleiding hebben gedaan

Wat voor werk wil jij later doen?
En waarom dit werk? Leg uit.

Wat moet je doen om dit te worden?
Wat moet je nog leren?

Waarom past dit werk bij jou?

Dingen die je belangrijk kan vinden aan werk

 Veel geld verdienen​

 In de buitenlucht werken​

 Leuke collega's​

 Contact met klanten​

 Veel kunnen leren​

 Veel vrijheid​

 Vaste werktijden​

 Iets voor mensen kunnen betekenen​

Welke twee dingen vind jij belangrijk aan het werk dat je doet/wil doen?

Stelling:
Als ik geen werk nodig zou hebben, zou ik niet gaan werken.

1. Eens
2. Oneens

Stelling:
Ik vind vrije tijd belangrijker dan werken.

1. Eens
2. Oneens

Stelling:
Ik zou mij heel nutteloos voelen als ik geen werk had.

1. Eens
2. Oneens

Op het werk

Werknemer = iemand die bij een bedrijf of organisatie werkt

Werkgever = het bedrijf of organisatie waar je voor werkt

Stage lopen

Stage = bij een bedrijf leren wat het werk inhoudt en hoe het is om bij een bedrijf te werken.

Werkervaring opdoen!

Loop jij stage?
Zo ja, waar? Vertel er eens over..

Stelling:
Complimenten krijgen over je werk is belangrijker dan veel geld verdienen.

1. Eens
2. Oneens

Huiswerkopdracht

Beantwoord de vragen op de volgende dia's.

Maak de test

https://www.123test.nl/persoonlijkheidstest/

Beantwoord de vraag op de volgende dia

Wat is de uitslag van jouw test?

Reflectie

Als laatste...
beantwoord de volgende vragen.

Geef aan of de zin op jou van
toepassing is: Ja, nee of een beetje

Ik weet wat mijn interesses zijn.

1. Ja
2. Nee
3. Een beetje

Ik kan aangeven wat ik leuk en interessant vind aan mijn toekomstige baan.

1. Ja
2. Nee
3. Een beetje

Ik weet wat mijn wensen zijn voor mijn toekomstige beroep.

1. Ja
2. Nee
3. Een beetje

Ik weet waar ik moeite voor wil doen.

1. Ja
2. Nee
3. Een beetje

Ik kan uitleggen wat ik belangrijk vind ik mijn toekomstige beroep.

1. Ja
2. Nee
3. Een beetje

Ik heb een beeld van wat het werk inhoudt.

1. Ja
2. Nee
3. Een beetje

Ik heb een beeld van wat ik moet kunnen hiervoor.

1. Ja
2. Nee
3. Een beetje

Ik weet wat ik nog moet leren.

1. Ja
2. Nee
3. Een beetje

Ik kan vertellen waarom het werk bij mij past.

1. Ja
2. Nee
3. Een beetje

Maken: Thema 5 

Les 1 opdracht 1