V5_Herhaling Evolutie

Herhaling Evolutie 
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling Evolutie 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning van vandaag 
  1. Herhaling belangrijkste onderwerpen Evolutie 
  2. Oefenopdrachten (Hardy Weinberg) 
  3. Tijd voor vragen & zelfstandig verder voorbereiden 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Belangrijke begrippen thema 4 Evolutie 

  • Neodarwinistische evolutietheorie, natuurlijke/seksuele selectie, fitness,
    genetische variatie, mutaties
  • Gene flow, genetic drift (flessenhalseffect, foundereffect), Hardy-Weinberg
    (Allelfrequentie: p+q = 1.  ;  Genotypes:  p^2 + 2pq + q^2 = 1 )
  • Reproductieve isolatie -> soortvorming: door geografische isolatie of verschillen in gedrag (allopatrisch, sympatrisch)
  • Ontstaan leven, indeling in rijken, taxonomie, binaire naamgeving, endosymbiosetheorie (eukaryoten), auto/heterotroof, (an)organische stoffen. 
  • Prokaryoten: Archae, bacteriën, conjugatie, virussen
  • Vergelijkende anatomie: homoloog en analoog, rudimentaire organen, embryologie, biochemie, cladistiek
  • Stambomen aflezen 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke kenmerken horen bij schimmelcellen?
A
Geen celkern, wel celwand, heterotroof
B
Wel celkern, geen celwand, autotroof
C
Wel celkern, wel celwand, autotroof
D
Wel celkern, wel celwand, heterotroof

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk organel ontstond waarschijnlijk als eerste in de evolutie?

(Begin met het bekijken van Binas tabel 94C)
A
Mitochondrium
B
Chloroplast
C
Celkern
D
Ribosoom

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Prokaryoten
Bacterien & archeae hebben los DNA in de cel liggen. 

Het ribosoom is voor hen ook essentieel organel, waarom? 
  • Eiwitproductie

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn homologe organen?
A
Organen die dezelfde oorsprong hebben maar mogelijk een andere functie
B
Organen die dezelfde functie hebben, maar apart van elkaar zijn ontstaan
C
Organen die dezelfde functie hebben, maar niet dezelfde bouw
D
Organen die we door aanpassingen aan het milieu niet meer nodig hebben

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Cladogram
Vb. analoge eigenschappen?

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De theorie van Darwin over de vinken ging over de
verschillende snavelgrootte's van de vinken op verschillende
eilanden. De snavels leken perfect geschikt voor het voedsel
wat de vinken aten. Hoe zijn die verschillende snavels voor
het eerst ontstaan?
A
De verschillen zijn ontstaan omdat de vinken verschillende soorten eten moesten eten om te overleven.
B
De veranderingen in de snavels van de vinken hebben plaatsgevonden omdat het milieu de nodige genetische veranderingen veroorzaakt heeft bij de vinken om te overleven.
C
De veranderingen in de snavels zijn toevallig gebeurd, en als er een goede match was tussen de snavel en het aanwezige voedsel kregen de desbetreffende vinken meer nageslacht.
D
De snavels van de vinken is met elke generatie een beetje verandert, waarbij sommige elke generatie kleiner werden en andere elke generatie groter werden.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er wordt gesproken over Evolutie door natuurlijke selectie, en hierbij wordt vaak 'survival of the fittest' genoemd.

Wat betekent dat woord 'fittest' in evolutie precies? Je ziet hier een aantal hagedissen uit eenpopulatie. Welke van deze zou 'the fittest' zijn?
A
Lizard A
B
Lizard B
C
Lizard C
D
Lizard D

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurlijke selectie
1. Mutatie --> genetische variatie

2. Meer nakomeling dan draagkracht 

3. Natuurlijke selectie aan omstandigheden
Best aangepaste organismen --> grotere overlevingskans + voortplantingskans

4. Allelfrequenties verschuiven

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gene flow 
Willekeurige introductie of verwijdering van allelen door uitwisseling tussen populaties.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Genetic drift = willekeurige verandering allelfrequenties door kansprocessen
Puur toevalsproces:
  1. Afzondering van een kleine sub-populatie die genetisch verschilt ten opzichte van de oorspronkelijke populatie  (Founder-effect: vb. migratie ; Flessenhalseffect: rest van populatie sterft door bijv. natuurramp) 
  2. De sub-populatie groeit uit 

Slide 16 - Diapositive

Standaard bij kleine populaties. 
Hoe kleiner de populatie hoe groter de drift. 
Wet van Hardy-Weinberg (evenwicht)
  • Allelfrequentie = getal tussen 0 en 1 dat aangeeft hoe vaak een bepaald allel voorkomt in een populatie (bijv. dominante allel)


Voorwaarden: 
- Als populatie groot genoeg is
- Er geen (natuurlijke) selectie optreedt
- Geen mutaties 

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke voorwaarden zijn vereist om stabiele allelfrequenties te krijgen in een populatie (wet v. Hardy-Weinberg)?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is er 'Hardy-Weinberg evenwicht' in populaties waarin selectie optreedt?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Soortvorming
Vereiste voor soortvorming: Reproductieve isolatie
-> genetische verschillen hopen op

  • Allopatrisch:  doordat twee populaties geografisch van elkaar gescheiden worden

  • Sympatrisch: zelfde gebied:
    Geen voorplanting door bijv. mutaties, gedrag, tijd of fout tijdens meiose 

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op wat voor eiland leven de meeste soorten? (Gebruik BINAS 93C)
A
Ver van vaste land, klein eiland
B
Ver van vaste land, groot eiland
C
Dichtbij vaste land, klein eiland
D
Dichtbij vaste land, groot eiland

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Zeeanemoon
In afbeelding 3 zie je bijzondere zeeanemonen. Deze organismen vangen hun prooi met tentakels. De zeeanemoon Anthopleura elegantissima kan een symbiose (langdurige samenleving) aangaan met de alg Symbiodinium californium.

Wat voor organismen zijn de anemoon en de alg vóórdat ze de symbiose aangaan?

A
De anemoon en de alg zijn beide autotroof.
B
De anemoon en de alg zijn beide heterotroof.
C
De anemoon is autotroof en de alg is heterotroof.
D
De anemoon is heterotroof en de alg is autotroof.

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

BS1: Welk celtype hoort bij welk domein/rijk?
prokaryota
funghi 
(schimmels)
animalia
(dieren)
plantae
(planten)

Slide 24 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij sympatrische soortvorming isoleren populaties zich niet door een geografische barriere. Hoe kan er binnen hetzelfde ecosysteem toch
sprake zijn van isolatie zodat er soortvorming kan plaatsvinden?
Welke reden zal van toepassing zijn op deze albatrossen?
A
chronologische isolatie populaties planten zich voort in andere perioden van het jaar
B
ethologische isolatie vrouwtjes herkennen de balts van de mannetjes van de andere populatie niet meer
C
moleculaire isolatie door fouten tijdens de meiose is een individu niet meer in staat om voort te planten met soortgenoten behalve diegene die dezelfde afwijking hebben
D
Morfologische isolatie Dieren zijn door hun grootteverschil of bepaalde ornamenten zoals hoorns/gewei niet in staat met elkaar voort te planten

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag! 

- Maak de Hardy Weinberg oefenopgaven (SomToday Jaarbijlagen) - Check jezelf! 

- Klaar? Maak de examentrainer V4 Evolutie (SomToday Jaarbijlagen)

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In een populatie van 100 vogels is de allelfrequentie voor het recessieve allel voor witte vleugels 0,4. Het andere allel zorgt voor donkere vleugels.

Hoeveel vogels in die populatie hebben donkere vleugels?
A
16
B
36
C
84
D
48

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions