2.8 spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

2.8 spelling

Vorige les

Spelling h1

Huiswerk
1.8 opdracht 3, 5, 6, 7, 8 en 10 (digitaal)
Zijn er nog vragen?

Leerdoelen

Aan het eind van de les

- weet je het verschil tussen de pv en het vd;

- weet je hoe je de komma moet gebruiken;

- weet je hoe je een zn in het meervoud moet schrijven

Maken (zelfstandig)

Werkboek blz. 161

opdracht 2

PV of VD?

Zet de zin in de verleden tijd en de PV verandert.

Ik begrijp wel dat mijn klasgenoot de stof niet meer herhaalt.

Ik begreep wel dat mijn klasgenoot de stof niet meer herhaalde.

Heb je mijn mail al [beantwoord]?

Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord

Hij is al lang [verhuisd].

Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord

Heeft hij je appje al [beantwoord]?

Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord

Ik [word] door mijn moeder naar huis gebracht.

Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord

[Gelooft] de leraar jouw smoesje?

Klik aan of het woord tussen [haakjes] een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.

1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord

Komma (hh)

Een komma gebruik je:

- tussen twee gezegdes in een samengestelde zin;

- in een opsomming;

tussen twee bijvoeglijk naamwoorden;

- bij woorden als toch, ja, hoor en oké.

Komma

- Voor een voegwoord, als dat midden in je zin staat.

Op zijn eerste stagedag gaat hij extra vroeg naar huis, zodat hij op tijd op het adres verschijnt.

Meervoud van ZN

Meervoud van ZN

Meervoud van ZN

Maken

2.8 opdracht 6, 9, 10a, 

Klaar?

- Maak het werkblad van spelling