2de helft van de twintigste eeuw - Schilderkunst

2de helft van de twintigste eeuw
- Schilderkunst
Van Abstract naar Pop Art
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
Beeldende vorming, kunstgeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

2de helft van de twintigste eeuw
- Schilderkunst
Van Abstract naar Pop Art

Slide 1 - Diapositive

Kunstgeschiedenis 1950-nu
Door de eerste en tweede wereld oorlog vluchtten veel Europese kunstenaars naar Amerika. New York werd een belangrijke stad waar nieuwe kunststromingen ontstonden. Kunst was abstract met eel gevoel en kleur.
In Europa bestond de conceptuele kunst, waarin men zich afvroeg wat is kunst nu eigenlijk.

Kunstenaars hadden met hun werk kritiek op de maatschappij, kapitalisme werd vaak belachelijk gemaakt.

Slide 2 - Diapositive

Abstracte kunst 1905-1920
  • Je kan niet zien wat het voorstelt. 
  • Verbeelding van sfeer/emotie/idee
  • Vormgeving is belangrijker dan wat het voorstelt.
  • Schilderkunst; Geometrische en Organische vormen, weinig details, weinig ruimtewerking, ritme en contrasten.
  • Beeldhouwkunst; Geometrische of Organische vormen, details weggelaten.
  • Architectuur; Geometrische vormen, geen verwijzingen naar andere stromingen in de architectuur. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Expressionisme
1. Maken schilderijen die herkenbaar zijn qua voorstelling. Figuratief of realistisch.
2. De schilder probeert zijn gevoelens uit te drukken.

Slide 5 - Diapositive

munch
gaugin

Slide 6 - Diapositive

Expressionisme 1905-1940
  • Uitdrukken van gevoel, Munch
  • fauvisten, kleuren sterker maken, kleur=gevoel , Matisse, van Dongen
  • Der blaue reiter, Die Brucke,; vormverandering en sociale engagement, Kirchner en Kandinsky
  • Onnatuurlijk felle kleuren, Gaugin
  • grove penseelstreek, Kirchner
  • sociaal engagement
  • vervorming expressie, Zadkine, Marini

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

munch
gaugin

Slide 9 - Diapositive

Abstract expressionisme
1943 – 1959
1.Na de tweede wereldoorlog ontmoeten veel gevluchte Europese kunstenaars Amerikaanse schilders die abstract werken en worden daar door beïnvloed.
2. De schilder probeert zijn gevoelens uit te drukken
3. De voorstelling is niet te herkennen= abstract.
4. Enorme doeken gemaakt in grote Ateliers.
5. Felle Kleuren


Slide 10 - Diapositive

Jackson Pollock
Actionpainter
 Amerikaans kunstenaar  heeft een pot verf in de hand en smijt met een kwast de dunne verf op een enorm doek, of hij druppelt de verf in slierten op het doek.
Van Pollock hoeft een schilderij nergens op te lijken hij laat sporen na door de beweging.

Slide 11 - Diapositive

Pollock
Drippings, vanuit het onbewuste wordt de verf op het doek "gegooid". Geen herkenbare vorm, maar doordat er gewerkt wordt vanuit de emotie herkenbaar voor de toeschouwer

Slide 12 - Diapositive

Willem de Kooning
Actionpainter
 ( een Nederlander in Amerika ) schildert met enorme kwasten die ze ook bij het schilderen van woningen gebruiken zijn . De verf drupt naar beneden maar De Kooning vindt dat geen probleem. Zijn schilderijen maken een spontane indruk.

Slide 13 - Diapositive

Rothco
Colourfield painting
Yves Klein
Colourfield painting

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Cobra 1948 - 1952
Copenhagen- Brussel- Amsterdam
1. Ongeremd uiten, primitieve kust, kindertekeningen; heftig en spontaan.
2. Kleurrijk
3. Expressief, wild geschilderd met woeste bewegingen.
4. Verf zit er dik op

Slide 16 - Diapositive

Karel Appel
Corneille

Slide 17 - Diapositive

Pop-art 1955 – 1970

1. Afkorting van populaire kunst
2. Figuratief
3. Beelden uit de consumptiemaatschappij; massaproductie, strips.
4. Harde kleuren
5. Scherpe vormen
6. Dingen worden sterk vergroot of vele malen herhaald.
7. Combinatie van platte en ruimtelijke materialen.
8. Onderwerpen uit het dagelijks leven en reclame.

Slide 18 - Diapositive

Warhol
Lichtenstein

Slide 19 - Diapositive

Fotorealisme 1965 - 1970

1. Kunstwerken lijken net foto’s
2. Onderwerp = moderne consumptie maatschappij.
3. Glimmende auto’s, etalages, winkelende mensen.
4. Milieuvervuiling, verslaving, welvaartsziekten.
5. Realistisch, net echt
6. Alles scherp geschilderd, geen verfstrepen van de kwasten.
7. Beelhouwkunst; ook net echt
8. Tegenwoordig bestaat fotorealisme nog steeds maar beelden lijken door nieuwe technieken nog echter; hyperrealisme.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Op-art 1955 - 1980

1. Optische kunst
2. Strakke vormen, govende lijnen, je wordt er soms duizelig van.
3. Abstracte patronen, schijnbaar bewegend, sterk ruimtelijk effect,
4. Onpersoonlijk
5. Wetmatig, wiskundig

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Landart 1970 -1980/ Conceptuele kunst


1. Kunstenaars maken gebruik van de natuur.
2. Brengen daar veranderingen in
3. het idee is belangrijker dan de uitvoering.( voorstelling)
4. Conceptuele kunst is vaak moeilijker te begrijpen, je moet erover nadenken (voorstelling)
5. Soms ook performances. (voorstelling)
6. Vormgeving; de techniek en materiaal is niet belangrijk maar het idee!

Slide 24 - Diapositive

christo

Slide 25 - Diapositive

Action Painting
Colorfield painting
Hard Edge 
Soms abstract, soms figuratief
De bewegingen van de maker staan centraal
Emotie van de maker
Drippings
Emotionele werking van de kleuren staat centraal
Kleurvlakken, soms scherp, soms diffuus
Onpersoonlijk
Handschrift van de kunstenaar is niet zichtbaar
Vaak geometrische vormen
Beperkte kleurenschema's
Jackson Pollock
Mark Rothko
Frank Stella
Willem de Kooning
Barnet Newman

Slide 26 - Question de remorquage

Waardoor lieten de leden van Cobra zich inspireren? Noem twee dingen.

Slide 27 - Question ouverte

Noem drie kenmerken van
"action painting".

Slide 28 - Question ouverte

Surrealisme
Romantiek
Barok
Cobra

Slide 29 - Question de remorquage

Onder welke Amerikaanse kunststroming vallen deze werken?
A
Impressionisme
B
Popart
C
Abstract expressionisme
D
Futurisme

Slide 30 - Quiz

ABSTRACT EXPRESSIONISME Wat is juiste volgorde?

1 Nadruk ligt op uiten van gevoelens en emoties door middel van een actieve en impulsieve omgang met de materialen.
2 Hier staat de werking van kleur centraal; veelal rustiger en afgewogener.
3 Volgen van ongecompliceerde en spontane uitingen van kinderen en primitieve volken.
A
1:Cobra 2:Colorfielpainting 3:Actionpainting
B
1:Colorfieldpainting 2:Cobra 3:Actionpainting
C
1:Actionpainting 2:Colorfielpainting 3:Cobra
D
1:Actionpainting 2:Cobra 3:Colorfielpainting

Slide 31 - Quiz

Wat heeft dit beeld te maken met abstract expressionisme?
A
Lichtenstein wilde ook gevoelens uitdrukken
B
Het was bedoeld als satire
C
Het was bedoeld als eerbetoon
D
Het werk heeft ook een groot formaat

Slide 32 - Quiz

Andy Warhol

Slide 33 - Diapositive

The American Dream

Slide 34 - Carte mentale

Tot welke kunststroming wordt dit werk gerekend?
A
abstract expressionisme
B
colourfield painting
C
pop art
D
action painting

Slide 35 - Quiz

Uit welke stroming komt dit kunstwerk?
A
postmodernisme
B
hyperrealisme
C
popart
D
abstract expressionisme

Slide 36 - Quiz

Waarin onderscheidt het Amerikaanse abstract expressionisme zich van het Europese expressionisme?

Slide 37 - Question ouverte

Wat is het abstract expressionisme?
(in jouw eigen woorden)

Slide 38 - Question ouverte