Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
*Korte vragen aan het einde van de zin
*In het Nederlands zeg je vaak "he" of "toch"
Dat was leuk hé?That was nice, wasn't it?
Als er een hulpwerkwoord in de zin staat herhaal je deze.you are kind, aren't you?
Staat er geen hulpwerkwoord in de zin, dan gebruik je DO/DID/DOESYou walk a lot, don't you?