2T Unité 3 les 7

Unité 3 - les 5
2tl
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Unité 3 - les 5
2tl

Slide 1 - Diapositive

Le programme du 24 mars
1. Herhalen: 3.1-3.3
2. Luisteren/maken: 13,14,15
3. Herhalen: bijvoeglijk naamwoord
4. Bespreken: 16abc
5. Huiswerk

Slide 2 - Diapositive

Aan het eind van deze les:
- ken jij de woordjes van 3.1-3.3
- kun jij verstaan wat er omschreven wordt
- weet je hoe je een bijv. naamw maakt

Slide 3 - Diapositive

Welke maand past er niet bij?
A
mai
B
juin
C
juillet
D
aout

Slide 4 - Quiz

Welke maand past bij dit seizoen:
l'hiver
A
septembre
B
avril
C
février
D
juillet

Slide 5 - Quiz


A
bois
B
carré
C
lourd
D
tout

Slide 6 - Quiz


A
léger
B
urgent
C
interdit
D
encore

Slide 7 - Quiz


A
avoir envie de
B
découvrir
C
faire la cuisine
D
changer

Slide 8 - Quiz


A
le bois
B
le verre
C
le métal
D
le matériau

Slide 9 - Quiz


A
lourd
B
léger
C
bois
D
verre

Slide 10 - Quiz

We gaan nu de opd. 13,14,15 (blz. 94-96 of écouter op de site) maken

(Ben je vandaag thuis? Doe de opdrachten dan via de site)

Slide 11 - Diapositive

In de volgende dia's gaan we het bijvoeglijk naamwoord herhalen

Slide 12 - Diapositive

Franse bijvoeglijk
naamwoorden

Slide 13 - Carte mentale

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive



La ceinture est (blauw)
A
bleu
B
bleus
C
bleue
D
bleues

Slide 19 - Quiz



Les voitures (v) sont (groen).
A
vertes
B
verte
C
vert
D
verts

Slide 20 - Quiz



Les chats (m) sont (rood).
A
rouge
B
rouges
C
rougee
D
rougees

Slide 21 - Quiz



Olivier et Marc sont (frans).
A
français
B
française
C
françaiss
D
françaises

Slide 22 - Quiz



Marianne est (verdrietig).
A
tristée
B
tristes
C
tristées
D
triste

Slide 23 - Quiz



L'actrice est (mooi).
A
beaux
B
belles
C
belle
D
beau

Slide 24 - Quiz



Les sacs (m) sont (nieuw).
A
nouveau
B
nouvelles
C
nouvelle
D
nouveaux

Slide 25 - Quiz



Mon grand-père est (oud).
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu

Slide 26 - Quiz

Bijzondere vormen
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een -x-, krijgt de vrouwelijke vorm -se- op het einde.
Heureux - heureuse

Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een -f-, krijgt de vrouwelijke vorm -ve- op het einde. 
Sportif - sportive

Slide 27 - Diapositive

De vrouwelijke (enk) vorm van jaloux
A
jaloux
B
jalouxe
C
jalouse
D
jalouses

Slide 28 - Quiz

De vrouwelijke (mv) vorm van sportif
A
sportif
B
sportive
C
sportivee
D
sportives

Slide 29 - Quiz

We gaan nu opdracht 16abc bespreken
(Ben je vandaag thuis? Kijk de opdrachten dan na via de site)

Slide 30 - Diapositive

We gaan nu starten met het huiswerk: 16d + 17 (blz. 99/101) + leren: 3.4-3.6

Slide 31 - Diapositive

Hoe goed snap je het bijvoeglijk naamwoord?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Sondage

Hoe goed ken je de woordjes?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Sondage