Model verbs

What are we going to do today?
 Grammar Modal verbs
-  exercises 
- Time left? Study words in Quizlet. 

lesson goal: at the end of the class you feel comfortable to use Modal verbs in a sentence. 
Irregular verbs toets! on 9 dec
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

What are we going to do today?
 Grammar Modal verbs
-  exercises 
- Time left? Study words in Quizlet. 

lesson goal: at the end of the class you feel comfortable to use Modal verbs in a sentence. 
Irregular verbs toets! on 9 dec

Slide 1 - Diapositive

terugblik
Present perfect

Slide 2 - Diapositive

Present Perfect
Je gebruikt de Present Perfect om: 
- te zeggen dat iets in het verleden gebeurd is en nog steeds belangrijk is. 
- te zeggen dat iets in het verleden begonnen is en nog steeds aan de hand is. 
- te praten over ervaringen tot nu toe. 

TIP! Woorden zoals just, recently, already, yet, ever gebruik je vaak in de Present Perfect. 



Slide 3 - Diapositive

Present Perfect
Je maakt de Present Perfect door: 
have/has + voltooid deelwoord. 
have bij: I, you, we, you, they. 
has bij: he/she/it. 

Voltooid deelwoord is of ww + ed of 3de rijtje van irregular verbs. 

Slide 4 - Diapositive

Zet in de Present Perfect: We ........ (to travel) there often.

Slide 5 - Question ouverte

She ......... (to drive) this car for 2 years now.

Slide 6 - Question ouverte

I .......... (to eat) a sandwich for lunch my whole live.

Slide 7 - Question ouverte

They ......... (to walk) the Elfstedentocht every year since 2001.

Slide 8 - Question ouverte

Modals with negations
Modal is een hulpwerkwoord. Dit hoofdstuk behandelen we: 
can, could, should, must, to have to & to be able to. 

can: om verzoeken te doen, toestemming te vragen of te geven, het hebben over mogelijkheden  
could: verleden tijd van can. Deze gebruik je bij formelere verzoeken, als je spreekt over dingen die gebeuren in de toekomst. 
to be able to: alleen bij mogelijkheden 

Slide 9 - Diapositive

Negations
Negation = ontkenning. 

Je maakt een ontkenning door: not achter het woord te plakken. 


Slide 10 - Diapositive

page 123

Slide 11 - Diapositive

It ...... rain tomorrow
A
could
B
can

Slide 12 - Quiz

....... you really talk so loudly?
A
Can
B
Must

Slide 13 - Quiz

I ........ to do my homework.
A
must
B
have to

Slide 14 - Quiz

I ....... find my paper anywhere.
A
can't
B
am not able to

Slide 15 - Quiz

Do:

Do the exercises: 50, 51, 52
Page 114, 115 & 116

Done? Study words or grammar in SlimStampen
timer
7:00

Slide 16 - Diapositive

What did you learn
today?

Slide 17 - Carte mentale