Fictie begrippen

Fictie 
In het schoolexamen word je getoetst op fictie.
We gebruiken dit woord vaker bij het vak Nederlands.

Weet jij wat fictie allemaal inhoudt en betekent?
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Fictie 
In het schoolexamen word je getoetst op fictie.
We gebruiken dit woord vaker bij het vak Nederlands.

Weet jij wat fictie allemaal inhoudt en betekent?

Slide 1 - Diapositive

Wat is fictie?

Slide 2 - Question ouverte

Dit is fictie.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 4 - Quiz

Fictie?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

boeken lezen doe je samen
- deweddenschap.nl
- hebban.nl
-leeskracht.nl
-Nederland leest junior
-er was eens
- poëzieweek

Slide 6 - Diapositive

Kies een website.
Ga daar een snuffelen.
- Welke site vind je het leukst, interessants, aantrekkelijkst, best?

- Kies een boek op de website?
- Aan welke uitdaging zou je mee willen doen?

Slide 7 - Diapositive

website?

Slide 8 - Carte mentale

Welke 2 boeken zou je willen lezen?
Of welk genre (verhaalsoort)?

Slide 9 - Question ouverte

autobiografie of biografie?
Auto=zelf
Autobiografie is jouw leven/ verhaal geschreven door jezelf.
Biografie is jouw leven/verhaal door een ander geschreven.

Slide 10 - Diapositive

Ken jij bekende Nederlanders die een autobiografie of biografie hebben geschreven?

Slide 11 - Question ouverte

autobiografie
biografie

Slide 12 - Diapositive

onderwerp
Een onderwerp van een verhaal:
Waar het verhaal overgaat?
Kort vertellen waar het verhaal overgaat.

Slide 13 - Diapositive

Wat is het onderwerp van het boek "dansen voor je leven"?

Slide 14 - Question ouverte

Beoordelingswoorden
interessant, spannend, realistisch, makkelijk, moeilijk, zielig, indrukwekkend, langdradig, grappig, leerzaam.

Slide 15 - Diapositive

Maak hier een zin waarbij je je mening geeft over een boek of film.
Ik vind het boek/de film........want,

Slide 16 - Question ouverte

hoofpersoon/bijpersoon
Welke kenmerken heeft een hoofdpersoon:
-Je leert hem kennen door wat hij voelt en denkt.
- Je leert de hoofdpersoon heel goed kennen.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Wie is de hoofdpersoon of zijn de hoofdpersonen in dit fragment?
A
De vrouw in de rode jurk
B
De burgemeester
C
De bejaarde mensen
D
De vrouw in de rode jurk en de burgemeester

Slide 19 - Quiz

In een verhaal heb je vaak meer bijpersonen dan hoofdpersonen.
A
niet waar
B
waar

Slide 20 - Quiz

Deze persoon leer je het beste kennen.
A
hoofdpersoon
B
bijpersoon

Slide 21 - Quiz

De belangrijkste personen in een verhaal noem je...
A
hoofdpersonen
B
bijpersonen

Slide 22 - Quiz

Kun je je beter inleven in de hoofdpersoon of in de bijpersoon?
A
Hoofdpersoon
B
Bijpersoon

Slide 23 - Quiz

Van deze personage lees je de gevoelens en gedachten.
A
hoofdpersoon
B
bijpersoon

Slide 24 - Quiz

Als je een personage goed leert kennen in een verhaal is het een...
A
hoofdpersoon
B
bijpersoon

Slide 25 - Quiz

tijdperspectief 
De manier waarop de schrijver het verhaal vertelt: alsof het op dit moment gebeurt, of achteraf.


Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

Welk tijdsperspectief wordt gebruikt?
A
Het gebeurt op dit moment (dus het nu).
B
Het verhaal wordt achteraf verteld.

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Vidéo

Slide 30 - Vidéo

https://www.youtube.com/shorts/cF1iuB9ovOI 

Slide 31 - Diapositive

Einde

Slide 32 - Diapositive