Logistiek ST3 B1tm8


Logistiek
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon


Logistiek

Slide 1 - Diapositive

Wat is een besteleenheid?
A
De grootste hoeveelheid van een artikel die je kunt bestellen
B
De hoeveelheid die je maximaal mag bijbestellen
C
De kleinste hoeveelheid van een artikel die je kunt bestellen.
D
Eén verpakking van een bepaald artikel

Slide 2 - Quiz

Wat is een inventarisatielijst?
A
Een lijst met de maximale voorraad.
B
Een lijst met de werkelijke voorraad.
C
Een lijst van alle artikelen die zijn ingekocht.
D
Een lijst van alle artikelen die zijn verkocht.

Slide 3 - Quiz

Wanneer moet je een product bestellen?
A
Als de maximumvoorraad bereikt is
B
Als de minimumvoorraad bereikt is
C
Als de omzetsnelheid laag is

Slide 4 - Quiz

Wat is een ander woord voor een bestelling?
A
Offerte
B
Order
C
Verkoop
D
Klant

Slide 5 - Quiz

Je loopt in het magazijn en de huidige voorraad printers is 0.
De maximumvoorraad printers is 14.
De besteleenheid van printer is 5.

Hoeveel printers mag je bestellen ?
A
5 printers
B
10 printers
C
15 printers
D
Je mag niets bestellen

Slide 6 - Quiz

Een souvenirwinkel verkoopt iedere dag gemiddeld 10 kleine delftsblauwe klompjes. De levertijd is 2 dagen. De veiligheidsvoorraad bedraagt 3 stuks.
Hoeveel is de minimumvoorraad?

A
10
B
20
C
23
D
26

Slide 7 - Quiz

Je minimum en werkelijke voorraad is 10 en je maximum voorraad mag 30 zijn. Je kan bestellen met besteleenheid van 7. Hoeveel besteleenheden bestel je?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 8 - Quiz

Als er een voorraadtekort is moet je een ………………………………………………… plaatsen.
De ………………………………………………… is de voorraad die maximaal in het bedrijf aanwezig mag zijn.

Je berekent hoe groot de ………………………………………………… mag zijn.
Vul de ontbrekende woorden in die op de stippellijnen in de zin horen door de termen naar de vakjes achter de zin te slepen. Je zal één term overhouden. 
bijbestelling 
maximale bestelling 
maximumvoorraad 
minimumvoorraad

Slide 9 - Question de remorquage

1.
Je drukt de inventarisatielijst af. 
Welke stappen neem je als je de werkelijke voorraad gaat tellen?
Sleep de stappen naar de vakken in de juiste volgorde. De eerste stap staat er al.

2.
3.
4.
5.
Dit doe je voor alle andere artikelen op de lijst.
Je telt hoeveel stuks er van dit artikel in totaal aanwezig zijn. 
Je vult dit aantal in op de lijst. 
Je zoekt de schappen waar het eerste artikel van de lijst staat. 

Slide 10 - Question de remorquage

Hoe noem je het verzamelen van een bestelling?
A
Verzamelen
B
Orderpicken
C
Bestelling klaarzetten
D
Pakken

Slide 11 - Quiz

De minimumvoorraad flessen wasbenzine is 40 besteleenheden van 6 stuks. De maximumvoorraad is 300 flessen. De voorraad is 220.

Hoeveel besteleenheden mag je maximaal bijbestellen? Geef je berekening weer.

Slide 12 - Question ouverte

In het computersysteem staat dat er 18 vrieskisten op voorraad zijn in het magazijn. Bij de inventarisatie zie je er 15 staan.
Wat is de administratieve voorraad van de vrieskisten?
A
3
B
15
C
18
D
33

Slide 13 - Quiz

Wat is een orderpicker?
A
Een ander woord voor magazijndolly.
B
Een apparaat om orders te verzamelen.
C
Een formulier om orders op te noteren.
D
Een persoon die orders verzamelt.

Slide 14 - Quiz

Wat staat er op een pakbon?
Sleep de antwoorden naar het juiste vak. 
Deze antwoorden horen WEL op de pakbon.
Deze antwoorden horen NIET op de pakbon.
Minimumvoorraad
Magazijncode
Klantgegevens
Houdbaarheidsdatum
Debiteurnummer
Datum
Artikelcode

Slide 15 - Question de remorquage

Hoe heet de route die je loopt door het magazijn om een bestelling te verzamelen?


Slide 16 - Question ouverte

Bekijk de afbeelding.
Wat betekent dit logo op een verpakking?
A
Breekbare inhoud.
B
Product is beschadigd.
C
Verpakking altijd rechtop houden.
D
Wijnglazen in de verpakking.

Slide 17 - Quiz

Waar laat je de vrachtbrief als je een doos klaarmaakt voor verzending?


A
Je plakt de vrachtbrief op de doos.
B
Je scant de vrachtbrief en stuurt hem op.
C
Je stopt de vrachtbrief in de doos.
D
Je stopt de vrachtbrief in een aparte envelop.

Slide 18 - Quiz

1.
Bekijk de plattegrond van het magazijn met het gangpad en de stellingen.
Omdat het gangpad heel smal is kun je spullen links en rechts tegelijk pakken
terwijl je van voor naar achter door het magazijn loopt. Je moet de artikelen
die hieronder staan verzamelen.
In welke volgorde verzamel je de order?
Sleep de producten in de juiste volgorde.

2.
3.
4.
Product A73 (stelling 5)
Product B325 (stelling 20)
Product R192 (stelling 49)
Product B10 (stelling 27)

Slide 19 - Question de remorquage

Als je goederen ontvangt moet je de levering controleren. Hoe controleer je een levering?

Slide 20 - Question ouverte

1.
Welke stappen moet je nemen bij het ontvangen van een levering?
Zet de stappen in de goede volgorde

2.
3.
4.
Levering en juiste deel vrachtbrief aannemen
Pakket controleren
Tekenen voor ontvangst
Vrachtbrief administratief verwerken

Slide 21 - Question de remorquage

Wat is een offerte?
A
Een afspraak tussen verkoper en klant over de levering van artikelen.
B
Een brief waarin de klant vraagt om een prijsopgave.
C
Een document met bestelgegevens van verschillende klanten.
D
Een uitgebreide, schriftelijke prijsopgave.

Slide 22 - Quiz

Wat staat er in de leveringsvoorwaarden?


A
Op welk adres de bestelling wordt bezorgd.
B
Waar de bestelling uit bestaat.
C
Welke bezorgdienst het product aflevert.
D
Wie de bijkomende kosten betaalt.

Slide 23 - Quiz

Wanneer moet je invoerrechten betalen?
Als je artikelen laat vervoeren…


A
binnen de Europese Unie.
B
buiten de Europese Unie.
C
naar een andere provincie in Nederland.
D
in Nederland.

Slide 24 - Quiz

Wat betekent het als een klant iets koopt op aanbetaling?

De klant…
A
betaalt een deel van de totaalprijs wanneer hij het artikel bestelt.
B
betaalt voordat de artikelen worden afgeleverd.
C
krijgt korting als hij snel betaalt.
D
ontvangt een factuur na het ontvangst van de artikelen.

Slide 25 - Quiz

Zet alle betaalmiddelen in de juiste kolom.
Contante betaalmiddelen
Via speciale internetsites betalen
Via de bank betalen
acceptgiro 
bankbiljetten 
creditcard 
internetbankieren 
overschrijvingsformulier 
Paypal 
pinpas

Slide 26 - Question de remorquage

Ze stuurt naar enkele leveranciers een e-mail met daarin ……………………………………………… 
Ze vraagt daarin naar de prijs en naar de ……………………………………………… van de leveranciers. 
Een paar dagen later ontvangt zij al een paar ……………………………………………… .
Ze kiest bij welke leverancier ze wil bestellen en plaatst een ……………………………………………… .
Monique wil nieuwe bureaustoelen bestellen.
Sleep de begrippen die op de stippellijnen horen 
achter de zinnen.
leveringsvoorwaarden 
offerteaanvragen 
offertes 
order

Slide 27 - Question de remorquage

Loek leent € 28.000 bij de bank. Hij moet 6,7% rente betalen. Hij spreekt met de bank af dat hij het geld na 1 jaar aflost en dan ook de verschuldigde rente betaalt.
Welk bedrag betaalt Loek aan de bank?
Schrijf het juiste bedrag op.

Slide 28 - Question ouverte

In een magazijn worden allerlei soorten kosten gemaakt. Geef in de tabel aan of de kosten horen bij rente, ruimte of risico door de begrippen naar het juiste vlak te slepen.
Rente
Risico
Ruimte
Bederf
Breuk of beschadiging
Diefstal
Geld lenen van de bank
Heftruck
Huur betalen
Magazijnmedewerkers
Artikel uit de mode

Slide 29 - Question de remorquage

Wat zijn bederfelijke artikelen?



A
Artikelen die bedorven zijn.
B
Artikelen die gemakkelijk kunnen bederven.
C
Artikelen die je moet opslaan in een vriezer.
D
Artikelen die je moet weggooien.

Slide 30 - Quiz

Gegeven zijn de volgende voorraden over het afgelopen jaar:
• Op 1 januari waren er 6.000 producten op voorraad
• Op 1 juli waren er 11.000 producten op voorraad.
• Op 31 december waren er 4.000 producten op voorraad.

Hoeveel producten waren er het afgelopen jaar gemiddeld op voorraad?

A
7000
B
7500
C
8000
D
10000

Slide 31 - Quiz

Een bedrijf heeft het afgelopen jaar 29.946 producten verkocht.
Over de voorraad is het volgende bekend:
• Op 1 januari waren er 14.548 producten op voorraad
• Op 1 april waren dat er 8.562
• Op 1 juli 6.325
• Op 1 oktober 12.974
• Op 31 december werden er 15.290 producten op voorraad gehouden

Bereken de gemiddelde voorraad.

Slide 32 - Question ouverte

De waarde van de voorraad op 1 januari 2020 was €83.450,-. Op 1 juli was de voorraadwaarde €68.350,-. Op 31 december van dat jaar had de voorraad een waarde van €92.680,-. Bereken de gemiddelde voorraad over 2020.

Slide 33 - Question ouverte