Herhaling logistiek 4BE

Herhaling logistiek 4BE
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling logistiek 4BE

Slide 1 - Diapositive

vrachtbrief
= afzender is verantwoordelijk voor de vrachtbrief

Slide 2 - Diapositive

Wat is orderpicken?
Orderpicken
Het verzamelen van artikelen in een magazijn. De route die je loopt heet de orderpickroute.

Kleine spullen verzamel je met een mandje of met een roltafel . Bij grote, zware spullen gebruik je een steekwagen of in grote magazijnen een heftruck .

Slide 3 - Diapositive

Verschillende soorten derving

Slide 4 - Diapositive

Niet criminele derving
= is derving die niet met opzet is veroorzaakt

1. Derving tijdens intern transport
2. Derving bij ontvangst
3. Derving tijdens opslag
4. Derving bij verwerking
5. Derving bij verkoop


Slide 5 - Diapositive

Criminele derving
  • Interne diefstal
  • Externe diefstal
  • Overval
Criminele derving

Slide 6 - Diapositive

Afdelingen in een handelsbedrijf
Voor de interne goederenstroom en logistiek zijn de volgende afdeling belangrijk:​
Afdeling inkoop: ​ 
Koopt producten in bij leverancier(s)​, maakt afspraken met leveranciers​  en onderhandeld over de prijs​.
Afdeling magazijn: ​
Staat de voorraad van een bedrijf opgeslagen, de inkomende goederen komen hier binnen, worden gecontroleerd, administratief verwerkt en opgeslagen en uitgaande goederen worden verzameld en klaargezet voor transport​.
Afdeling verkoop:​ 
Zorgen voor de verkoop van de producten​ en hebben contact met de afnemer

Slide 7 - Diapositive

Behandelingsetiket
= Het pictogram op dat etiket geeft aan hoe je het beste met het artikel kunt omgaan, onder andere tijdens het transport en de opslag. Of het geeft aan hoe je het artikel juist niet moet behandelen. 

Slide 8 - Diapositive

Colli = is de kleinste verpakkingseenheden in een verzending
1 collo
Meerdere colli

Slide 9 - Diapositive

De meest voorkomende transportmiddelen
.
.
.
.
.



.
Rolcontainer                                              Winkelwagen                              Rolplateau, plateauwagen of                                                                                                                                               dolly

Slide 10 - Diapositive

De meest voorkomende transportmiddelen
,

.
.
.
.Kled
Kledingrek                         Steekwagen                 Tafelwagen

Slide 11 - Diapositive

De meest voorkomende transportmiddelen
.
.
.
.
.
.
.
.
Handpallettruck                   Vorkheftruck                                    Rollerbaan                                   Laadklep

Slide 12 - Diapositive

Voorraadkaart
Belangrijk dat jij snapt wat er allemaal veranderd op de kaart
Elk product heeft zijn eigen voorraadkaart
Datum
Omschrijving
Bij
Af
Saldo
1-3
begin voorraad
4
2-3
verkoop
2
2
3-
inkoop
3
5

Slide 13 - Diapositive

Voorbeeld voorraadkaart
Op 3 maart zijn er 2 stuks verkocht en kwamen er 3 artikelen via retouren binnen. Wat is het saldo?
Datum
Omschrijving
Bij
Af
Saldo
1-3
begin voorraad
4
2-3
verkoop
2
2
3-3
.....
3
2
3 (2(saldo 2-3) + 3 - 2)

Slide 14 - Diapositive

De verschillende voorraden
Daarnaast moet je rekening houden met:
3. Maximumvoorraad = de voorraad van een artikel mag niet groter zijn dan de maximumvoorraad. Dit is dus de maximaal aanwezige voorraad van een artikel.
4. Minimumvoorraad = de voorraad van een artikel die minimaal aanwezig moet zijn. Komt de voorraad van een artikel onder het minimum, dan moet je bijbestellen.

Slide 15 - Diapositive

Rekenvoorbeeld besteleenheden
Er zijn nog maar 6 watervaste markers in voorraad. De minimumvoorraad van watervaste markers is 8 stuks, de maximumvoorraad is 24 stuks. De besteleenheid is 5 stuks.

  1. Moet je bijbestellen?
    Ja. Je zit onder het minimum dus er moet bij besteld worden tot het maximum.
  2. Hoeveel moet je bijbestellen om je maximumvoorraad te krijgen?
    24 - 6 = 18 stuks
  3. Hoeveel besteleenheden moet je bestellen?
    18 : 5 = 3,6 -> dus 3 besteleenheden

Slide 16 - Diapositive

Retourgoederen
Retour = terug

Retourgoederen zijn dus spullen die terug worden gestuurd

Retourbon

Slide 17 - Diapositive

Voorbeeld retourformulier

Slide 18 - Diapositive

Intern bestelformulier
Intern bestelformulier = een formulier waarop je schrijft welke artikelen besteld moeten worden. 

Slide 19 - Diapositive

Wie is er verantwoordelijk voor de vrachtbrief?
A
Leverancier
B
Afzender
C
Ontvanger
D
Transporteur

Slide 20 - Quiz

Hoe noem je het verzamelen van een bestelling?
A
Verzamelen
B
Orderpicken
C
Bestelling klaarzetten
D
Pakken

Slide 21 - Quiz

Wat is orderpicken
A
Een bestelling verzenden
B
Een bestelling betalen
C
Een bestelling verzamelen

Slide 22 - Quiz

Noem 2 soorten derving

Slide 23 - Question ouverte

Criminele derving
Niet-criminele derving
Bederf
er is opzet in het spel
Personeel neemt stiekem iets mee
rekenfout is gemaakt

Slide 24 - Question de remorquage

Welke afdeling stuurt de offerte naar de klant
A
magazijn
B
verkoop
C
administratie
D
inkoop

Slide 25 - Quiz

De afdeling magazijn ziet dat er te weinig voorraad is, aan welke afdeling geeft zijn dit door?
A
Afdeling inkoop
B
Afdeling magazijn
C
Afdeling verkoop

Slide 26 - Quiz

Welke afdeling heeft te maken met afnemers?
A
Afdeling inkoop
B
afdeling magazijn
C
Afdeling verkoop

Slide 27 - Quiz

Op welke afdelingen worden bestelde goederen afgeleverd?
A
Afdeling inkoop
B
Afdeling nagazijn
C
Afdeling verkoop

Slide 28 - Quiz

Een order gaat naar de afdeling
A
Administratie
B
Inkoop
C
Verkoop
D
Bank

Slide 29 - Quiz

Waar staat dit pictogram voor?

Slide 30 - Question ouverte

Een verpakkingseenheid noem je?
A
Collo
B
Colli
C
Derving
D
Unit

Slide 31 - Quiz

Hoeveel collo of colli is 1 doos met 12 artikelen plus 1 krat met 24 artikelen?
A
1
B
2
C
36

Slide 32 - Quiz

Sleep de verschillende soorten transportmiddelen naar het juiste plaatje.
Tafelwagen
Rolcontainer
Steekwagen
Dolly

Slide 33 - Question de remorquage

Een kaart/lijst waarop de voorraad van een artikel bijgehouden wordt.
A
turflijst
B
bestelformulier
C
besteladvieslijst
D
voorraadkaart

Slide 34 - Quiz

Als er een voorraadtekort is moet je een ………………………………………………… plaatsen.
De ………………………………………………… is de voorraad die maximaal in het bedrijf aanwezig mag zijn.

Je berekent hoe groot de ………………………………………………… mag zijn.
Vul de ontbrekende woorden in die op de stippellijnen in de zin horen door de termen naar de vakjes achter de zin te slepen. Je zal één term overhouden. 
bijbestelling 
maximale bestelling 
maximumvoorraad 
minimumvoorraad

Slide 35 - Question de remorquage

De minimumvoorraad is 20
De maximumvoorraad is 50
Op voorraad zijn er 18
De besteleenheid is 10
Hoeveel besteleenheden ga je bijbestellen?

Slide 36 - Question ouverte

De minimumvoorraad flessen wasbenzine is 40 besteleenheden van 6 stuks. De maximumvoorraad is 300 flessen. De voorraad is 220.

Hoeveel besteleenheden mag je maximaal bijbestellen? Geef je berekening weer.

Slide 37 - Question ouverte

Wat zijn retourgoederen?
A
Klachten van klanten
B
Goederen die verkeerd geleverd zijn of niet voldoen aan de eisen
C
Goederen die meer in het magazijn passen
D
Goederen die van een ander filiaal komen

Slide 38 - Quiz

Wat is een intern bestelformulier?
A
Een formulier voor vacatures
B
Een bestelformulier voor binnen het bedrijf
C
Een formulier van de leverancier
D
Een formulier van de klant

Slide 39 - Quiz