1C - wo. 10/4/2024

1C - wo. 10/4/2024
1.                                              - is iedereen er?
2.  (H) Hoe was het rijtje van AVOIR (= hebben) ook al weer?
3.  Uitleg: de getallen 60 t/m 100
4.  Uitleg bron D: Passé composé
5.  bron C : Phrases-clés
6.  lezen: Tekst BJe veux un lapin
7.  Taakwerk van deze week: laatste dia

     
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1C - wo. 10/4/2024
1.                                              - is iedereen er?
2.  (H) Hoe was het rijtje van AVOIR (= hebben) ook al weer?
3.  Uitleg: de getallen 60 t/m 100
4.  Uitleg bron D: Passé composé
5.  bron C : Phrases-clés
6.  lezen: Tekst BJe veux un lapin
7.  Taakwerk van deze week: laatste dia

     

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

avoir
uitspraak: 
hebben
j'ai
sjée
ik heb
tu as
tu à
jij hebt
il a
iel à
hij heeft
elle a
el à
zij heeft
on a
on à
men heeft / we hebben
nous avons
noe avon
wij hebben
vous avez
voe (z) avée
jullie hebben / u heeft
ils ont
iel (z) on
zij hebben (mnl. mv.)
elles ont
el (z) on
zij hebben (vrl. mv.)

Slide 3 - Diapositive

____
Eb. blz. 13
____
_____
_____
____
___

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

v.t.t.: in het Nederlands:
hebben + vaak ge- ww

ik heb gezien  (zien)
jij hebt gehoord  (horen)
hij heeft gegeten  (eten)
wij hebben gehad  (hebben) 
jullie hebben beleefd (beleven)
zij hebben ontdekt (ontdekken)


v.t.t.: in het Frans:
avoir + altijd  stam ww é

j'ai regardé   (regarder)
 tu as ecouté   (écouter)
il a chanté   (chanter)
nous avons nagé   (nager) 
vous avez parlé   (parler)
ils ont joué   (jouer)

Slide 9 - Diapositive

Passé Composé


een vorm van avoir  en  stam ww + 

Slide 10 - Diapositive

wat is dan:

ik heb gegeven (donner)                  =
jij hebt  gegeven (donner)                =
hij heeft gegeven (donner)              =
wij hebben gegeven (donner)        =
jullie hebben gegeven (donner)    =
zij hebben gegeven (donner)          =

Slide 11 - Diapositive

dat is dit :

ik heb gegeven (donner)                = j'ai donné
jij hebt  gegeven (donner)              = tu as donné
hij heeft gegeven (donner)            = il a donné
wij hebben gegeven (donner)      = nous avons donné
jullie hebben gegeven (donner)  = vous avez donné
zij hebben gegeven (donner)        = ils ont donné

Slide 12 - Diapositive

Ebook p. 19

Slide 13 - Diapositive

Ebook p. 19

Slide 14 - Diapositive

Taakwerk week 15:
maken: 
- de opdr. bij A en B: exc. 1 t/m 13
- de Dossieropdrachten 4 en E
leren:
- (H)  het rijtje van avoir
- voca A FN/NF op Quizlet Leren & Schrijven 100%

Slide 15 - Diapositive