Chap 3, Bron H1

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
haar, zijn
B
zij, hij
C
mijn, jouw
D
jullie, onze

Slide 2 - Quiz

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon livre.      = Het is mijn boek.

Voilà ma chambre. = Hier is mijn                                          slaapkamer.

Slide 3 - Diapositive

mannelijk zelfstandig naamwoord en bezittelijk vnw
mon  livre 
ton livre   
son livre  











mijn  
mon 
ma
mes
jouw
ton 
ta
tes
haar/ zijn  
son
sa
ses












mijn  
mon 
ma
mes
jouw
ton 
ta
tes
haar/ zijn  
son
sa
ses

Slide 4 - Diapositive

vrouwelijk zelfstandig naamwoord en bezittelijke vnw
ma   chambre 
ta chambre
sa chambre











mijn  
mon 
ma
mes
jouw
ton 
ta
tes
haar/ zijn  
son
sa
ses












mijn  
mon 
ma
mes
jouw
ton 
ta
tes
haar/ zijn  
son
sa
ses

Slide 5 - Diapositive

meervoud 
mes parents
tes parents 
ses parents

Slide 6 - Diapositive

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.

Slide 7 - Diapositive

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son école.         = Dat is zijn/haar school.


Slide 8 - Diapositive

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre.
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 9 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
1, Prof Holwerdalaan est ... (zijn) adresse .
A
ta
B
ton
C
mes
D
son

Slide 10 - Quiz

(Jouw) ami est très sympa
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 11 - Quiz

(Zijn) parents sont très sévères
A
son
B
tes
C
ses

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Paul est ... (haar) cousin.
A
son
B
sa
C
ses
D
mon

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (zijn) parents.
A
tes
B
mes
C
ses
D
les

Slide 14 - Quiz