Tegenwoordig en voltooid deelwoord

Nederlands
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.

timer
1:30

Slide 2 - Diapositive

Planning

Herhaling voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Tegenwoordig deelwoord


Doel

Slide 3 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Vertelt iets over een zelfstandig naamwoord
Kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan

De blauwe trui is kapot.
De trui is blauw

Slide 4 - Diapositive

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Je kunt ook een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Het eten is aangebrand. --> Het aangebrande eten.
Het kind is gered. --> Het geredde kind.

Je schrijft het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk.

De weg is verbreed. --> De verbrede weg.
Die sokken zijn gekrompen. --> De gekrompen sokken. 

Slide 5 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Wat is een voltooid deelwoord?

Een werkwoord dat aangeeft wat het onderwerp heeft gedaan.

Heeft een hulpwerkwoord, (een vorm van) zijn, hebben en worden.

Slide 6 - Diapositive



 



Slide 7 - Diapositive



De soep is gekruid.
De _____ soep.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 8 - Question ouverte



De kerktoren is verlicht.
De _____ kerktoren.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 9 - Question ouverte



De vogel is opgezet.
De _____ vogel.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

Tegenwoordig deelwoord
  • Het tegenwoordig deelwoord bestaat uit hele werkwoord + D
  • Het tegenwoordig deelwoord geeft aan hoe iemand iets doet
  • Het tegenwoordig deelwoord zegt altijd iets over de persoonsvorm



Slide 12 - Diapositive

......(hijgen) rende ze naar haar oma toe.

Slide 13 - Question ouverte

.......(lachen) vertelde Thomas de mop.

Slide 14 - Question ouverte

...... (hangen) op de bank keek zij Netflix.

Slide 15 - Question ouverte

Doelen deze les
Volgende les



Afsluiting

Zijn er nog vragen?
Controleer of je huiswerk hebt

Slide 16 - Diapositive