LJ3 TV H4 woordsoorten en vd als bn

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Woordsoorten + voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

werkwoorden

Werkwoord

• Zegt wat iets of iemand doet of overkomt
• In een zin staat ten minste een werkwoord

praten, lachen, werken, worden

Lidwoorden

Hoort bij een zelfstandig naamwoord 

• De
• Het
• Een

Zelfstandig naamwoord

• Mens (leerling, docent, man, vrouw)
• Dier (ezel, kip, pantoffeldiertje)
• Planten (cactus, roos)
• Ding (tafel, kast, auto)
• Namen (Piet, Truus, Lisse, PlayStation

Je kan er een lidwoord voor zetten

Bijvoeglijk naamwoord

Vertelt iets over een zelfstandig naamwoord

Kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan

De blauwe trui is kapot.

De trui is blauw

Voorzetsel

Een kort woord dat vaak een tijd of plaats aangeeft

("kooi" of "kast" woordjes)

Het woord "een" noemen we een....

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord

welk woordsoort is 'zwemmen'?

1. werkwoord
2. zwemwoord
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

welk woordsoort is 'fiets'

1. lidwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. werkwoord
4. zelfstandig naamwoord

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

in, op, onder, door

1. lidwoorden
2. voorzetsels
3. telwoorden
4. aanwijzende voornaamwoorden

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
gewonnen is ..

1. vz
2. zn
3. ww
4. lw

Elwin had de weddenschap gewonnen.
De =

1. Bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. Lidwoord
4. Werkwoord

Mijn nieuwe fiets zet ik altijd in het fietsenhok.
Fietsenhok =

1. Bijvoeglijk naamwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Lidwoord
4. Werkwoord

Heb jij nieuwe blaadjes in de printer in de werkkamer gedaan?
Nieuwe =

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. Lidwoord
4. Werkwoord

De zon schijnt heerlijk in Barcelona.

Welk woord is het werkwoord?

1. Heerlijk
2. schijnt
3. Barcelona
4. Zon

Tim is een hele leuke jongen.

Is =

1. Bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. Lidwoord
4. Werkwoord

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Even herhalen: voltooid deelwoord

Spelen: Hij heeft in de sneeuw ....

maken: Hij heeft van de sneeuw een sneeuwpop ...

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Je kunt ook een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Het eten is aangebrand. --> Het aangebrande eten.
Het kind is gered. --> Het geredde kind.

Je schrijft het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk.

De weg is verbreed. --> De verbrede weg.

Die sokken zijn gekrompen. --> De gekrompen sokken. 

 

De soep is gekruid.
De _____ soep.

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

De kerktoren is verlicht.
De _____ kerktoren.

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

De vogel is opgezet.
De _____ vogel.

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Maak een zin waarin je een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt.