5. Sociale zekerheid




5. Verzorgingsstaat



5. Sociale zekerheid
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon




5. Verzorgingsstaat



5. Sociale zekerheid

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat is het verplichte onderdeel van de zorgverzekering?
A
De basisverzekering met verplichte eigen risico
B
De verplichte verzekering en het aanvullende eigen risico
C
De basisverzekering met vrijwillige eigen risico
D
De aanvullende verzekering en het verplichte eigen risico

Slide 3 - Quiz

Welke stelling over zorgverzekeringen is juist?
A
Voor een basisverzekering betaal je maandelijks een bedrag aan de overheid.
B
Boven de 18 jaar ben je verplicht een zorgverzekering af te sluiten.
C
Een basisverzekering dekt alleen de kosten voor de huisarts en de tandarts.
D
Een aanvullende zorgverzekering geldt alleen voor ouderen.

Slide 4 - Quiz

Bij een zorgverzekering kun je je eigen risico verhogen.
Je betaalt dan:

A
meer premie
B
minder premie
C
evenveel premie

Slide 5 - Quiz

Voor een zorgverzekering geldt een eigen risico van een paar honderd euro. Een voordeel hiervan is dat mensen niet onnodig naar de dokter gaan. Een nadeel is dat:
A
je alle zorg aan het begin van het jaar zelf moet betalen.
B
mensen met weinig inkomen zich niet verzekeren.
C
mensen met weinig inkomen medische zorg vermijden.
D
medische zorg voor de meeste burgers onbetaalbaar wordt.

Slide 6 - Quiz

Welke groep wordt door de vergrijzing groter?
A
Het aantal schoolverlaters met een WW-uitkering.
B
De groep mensen met een baan.
C
Het aantal mensen dat premies betaalt voor werknemersverzekeringen.
D
De groep mensen met een AOW-uitkering.

Slide 7 - Quiz

Ontgroening en vergrijzing hebben gevolgen voor de verzorgingsstaat.
I. Door ontgroening en vergrijzing neemt de solidariteit tussen generaties toe.
II. Door de vergrijzing ontstaat er ook werkgelegenheid, bijvoorbeeld in de zorg.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 8 - Quiz

Leerdoelen

Aan het eind van deze les kun je uitleggen...

- hoe het Nederlandse socialezekerheidsstelsel geregeld is. 

Slide 9 - Diapositive

Sociale zekerheid
Grootste uitgave.

Slide 10 - Diapositive

Sociale verzekeringen
Verzekering tegen een bepaald risico, zoals ziekte.
Premies.
  • Werknemersverzekeringen
  • Volksverzekeringen

Slide 11 - Diapositive

Werknemersverzekeringen

  • WULBZ (Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte) - kortdurend.
  • WIA-uitkering (Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) - langdurend
  • WW-uitkering (werkloosheidswet) - onvrijwillig werkloos. 

Duur is afhankelijk van het aantal jaar dat je hebt gewerkt en hoe veel je verdiende. Bedrag wordt door werkgevers + werknemers betaald. 

Slide 12 - Diapositive

Volksverzekeringen
Geldt voor iedereen. 
  • AOW (algemene ouderdomswet) - iedere burger krijgt vanaf de pensioenleeftijd een AOW-uitkering. 
  • AKW (Algemene Kinderbijslagwet) - ouders van kinderen onder 18 krijgen een tegemoetkoming in de kosten voor kinderen. 
  • ANW (Algemene Nabestaandenwet) - uitkering als de partner overlijdt.

Slide 13 - Diapositive

Sociale voorzieningen
Worden betaald uit belastingopbrengsten en is bestemd voor mensen die geen aanspraak kunnen maken op de sociale verzekeringen (als je nooit gewerkt hebt). 
Bijstand: iedereen ouder dan 18 en zonder baan/inkomen kan dit krijgen. 
  • Algemeen + Bijzondere bijstand.
  • Wajong (wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten).

Slide 14 - Diapositive

Betaalbare sociale zekerheid
  • Kortere periode uitkering.
  • Stijging AOW-leeftijd.
  • Meer controle.
  • Begeleiding.
  • Tegenprestatie (bijstand).

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

De Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (WULBZ) en de Algemene Ouderdomswet (AOW) zijn voorbeelden van
A
werknemers-verzekeringen.
B
sociale verzekeringen.
C
sociale voorzieningen.
D
volksverzekeringen.

Slide 17 - Quiz

Esther werkt via een uitzendbureau op de administratie van een advocatenkantoor. Tijdens de wintersport breekt ze haar been. Ze kan 4 weken niet werken. Op welke soort uitkering heeft ze recht?
A
AOW
B
WW
C
AKW
D
WULBZ

Slide 18 - Quiz

Floor raakt haar baan kwijt nadat zij twee jaar heeft gewerkt bij een groot marketingbedrijf. Haar contract wordt helaas niet verlengd.
Van welke uitkering kan zij gebruik maken?
A
AOW
B
WW
C
WULBZ
D
AKW

Slide 19 - Quiz

Rian werkte als arts, maar kan na een ernstig ongeluk haar werk nooit meer volledig uitvoeren.
A
WULBZ
B
Bijstand
C
WW
D
WIA

Slide 20 - Quiz

Als Teun deze uitkering wil krijgen, verplicht de gemeente waar hij woont hem vrijwilligerswerk te doen.
A
WW
B
AOW
C
WULBZ
D
Bijstand

Slide 21 - Quiz

Huiswerk
5.5 opdracht, 4, 8, 9, 10 & 11.

Slide 22 - Diapositive