Les 33

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1

Nederlands

Nederlands

Deze periode

Leesvaardigheid

Lesdoel: 

Aan het einde van de les kan ik moeilijke woorden uit de tekst halen.

Aan het einde van de les kan ik de betekenis van deze woorden achterhalen.

Opdracht in tweetallen

 Lees daarna de tekst.

Markeer alle moeilijke woorden die je tegenkomt. 

Schrijf ze op de flashcards.

Zoek de betekenis en schrijf deze op de achterkant.

Welke moeilijke woorden zijn jullie tegengekomen?

Hoe hebben jullie de betekenis gevonden?

Stappenplan maken!

Belangrijk!

Kom je woorden tegen die je niet begrijpt? 

Snap je de zin als je dit woord weglaat?

 Ja? Lees gewoon verder.

 Nee? Ga verder naar de volgende stap.

Is het moeilijke woord een samenstelling van twee of meer woorden? Kijk of je weet wat die woorden betekenen.

Belangrijk!

Lees de woorden en zinnen die om het moeilijke woord staan. Kijk of hier de betekenis van het woord uitgelegd wordt.

Weet je na deze stappen niet wat het moeilijke woord betekent? Zoek het dan op op internet of in het woordenboek.

Voorbeeld

Het grasland van boer Freek lag er mooi bij.

Gras en land ken je al

Samen wordt dit een stuk land met gras

Belangrijk!

Volg de stappen om moeilijke woorden te snappen, dan raak je de draad niet kwijt!

1

2

3

4

Zoek op in het woordenboek

Snap je de zin als je het woord weglaat?

Is het moeilijke woord een samenstelling?

Les de woorden/ zinnen die om het woord heen staan.

Samen maken!

Opdracht 1 t/m 3

Schrijf mee!

Lesdoel: 

Aan het einde van de les kan ik moeilijke woorden uit de tekst halen.

Aan het einde van de les kan ik de betekenis van deze woorden achterhalen.

Aan de slag!

Maak opdracht 5 t/m 12

Klaar? Leesboek of begin maken les 35

Vraag? Mij of je buurman

Lesdoel: 

Aan het einde van de les kan ik moeilijke woorden uit de tekst halen.

Aan het einde van de les kan ik de betekenis van deze woorden achterhalen.

Weektaak

Les 33 en 34

Extra oefenen? Les 35