Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Persoonsvorm tegenwoordige tijd PVTT
Persoonsvorm verleden tijd PVVT
Gebiedende wijs GW
Voltooid deelwoord VD
Onvoltooid deelwoord OD
Infinitief (hele werkwoord) INF
Bijvoeglijk naamwoord BN
Wordt gebruikt als het om een gebod of bevel gaat.
Staat op de eerste plaats in de zin.
Heeft geen onderwerp bij zich.
Altijd ik-vorm
Geef me een Big Mac!
Braad ze bruin, die frietjes!