Future: present continuous

Grammar time!
Goal:
At the end of this class,
- you know how to form a present continuous
- you know when to use the present continuous (future)
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammar time!
Goal:
At the end of this class,
- you know how to form a present continuous
- you know when to use the present continuous (future)

Slide 1 - Diapositive

Future
We hebben het eerder ook over twee future vormen gehad
- to be going to
- will

Je kunt de present continuous ook gebruiken om aan te geven dat iets in de toekomst gebeurd

Slide 2 - Diapositive

Recap
to be going to: 
- wanneer iemand in de toekomst iets van plan is (niet vast)
- voorspelling MET bewijs
will:
- beloftes, aankondigingen en besluiten
- voorspelling ZONDER bewijs

Slide 3 - Diapositive

Bij zowel going to + prs. contin. heb je de vormen van 'to be' nodig. Welke zijn dit ookal weer (eerste rijtje!)

Slide 4 - Question ouverte

Present continuous
Vorm: am/are/is (not) + ww + ing

I - am (not) helping
You - are (not) helping
He/she/it - is (not) helping
We - are (not) helping
They - are (not) helping

Slide 5 - Diapositive

Present continuous
Wanneer?
- afspraken in de nabije toekomst die vast staat (tijd/datum)

Verschil met to be going to:
- afspraak staat NIET helemaal vast (vb: next year)
- gebruik je ook voor dingen waar je geen controle over hebt; zoals het weer (It is going to rain)

Slide 6 - Diapositive

Vorm een present continuous met:
she + work

Slide 7 - Question ouverte

Vorm een present continuous met:
my parents + sleep

Slide 8 - Question ouverte

Vorm een to be going to met:
It + rain

Slide 9 - Question ouverte

Vorm een to be going to met:
my daughter + late

Slide 10 - Question ouverte

Vormen
We hebben nu geoefend met hoe je de vormen van present continuous + to be going to gebruikt.

Het is dus belangrijk dat je niet vergeet om 'to be' te vervoegen. Dit kan zijn: am/are/is. Hiervoor kijk je dus naar het onderwerp.

Kun je ook de juiste vorm uitkiezen?

Slide 11 - Diapositive

I ..... (drive) to the cinema on Monday
A
I am going to drive
B
I are going to drive
C
I am driving
D
I are driving

Slide 12 - Quiz

My braces ..... (come) out somewhere next month
A
are going to come
B
is going to come
C
is coming out
D
are coming out

Slide 13 - Quiz

....... (rain) tomorrow?
A
Is it going to
B
Are it going to
C
is raining
D
are raining

Slide 14 - Quiz

We ..... (meet -) him at five.
A
aren't meeting
B
isn't meeting
C
aren't going to meet
D
isn't going to meet

Slide 15 - Quiz

Future forms 
Present continuous - wanneer er een afspraak in de nabije toekomst vast staat
To be going to - afspraak staat nog niet helemaal vast, voorspelling met bewijs, geen invloed op (zoals het weer)
Will - beloftes, aankondiging, besluit + voorspelling zonder bewijs

Slide 16 - Diapositive

Goal achieved?
Goal:
At the end of this class,
- you know how to form a present continuous
- you know when to use the present continuous (future)

Slide 17 - Diapositive