Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Hoe vaak beweeg jij per week? En noem voorbeelden van deze activiteiten.
Slide 7 - Question ouverte
Wat is voor jou een (of meerdere) motief om te sporten?
Slide 8 - Question ouverte
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Wat is de fitnorm?
A
5 dagen per week, 30 minuten matig intensief bewegen
B
3x per week, 20 minuten intensieve lichaamsbeweging
C
3 dagen per week, 30 minuten intensief bewegen
Slide 20 - Quiz
Wat betekent matig intensief sporten?
A
je hartslag gaat omhoog, ademhaling versnelt, je begint licht te zweten
B
je gaat hevig zweten en kunt bijna niet meer praten tijdens de inspanning
Slide 21 - Quiz
Voetbal is intensiever dan waterpolo
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quiz
Welke stelling is waar: 1. zitten is het nieuwe roken 2. Bewegen draagt bij aan de ontwikkeling van je hersenen 3. er gaan meer mensen dood door te weinig beweging dan door te roken
A
1
B
2
C
3
D
alle 3
Slide 23 - Quiz
Wie bewegen er meer?
A
kinderen
B
volwassenen
Slide 24 - Quiz
Wie hebben er de meeste beweging nodig?
A
kinderen onder de 18
B
volwassenen tussen de 21 en 40
C
volwassenen tussen de 40 en 65
D
65+
Slide 25 - Quiz
Welke leeftijdsgroep 'zit' het meest in Nederland?