Deeltaak 3 Week 6 les 2

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 3

Deeltaak 3 Week 6

Lernziele für heute

- aan het einde van de les, heb je alle toetsstof nog een keer geoefend en weet je hoe je op de toets moet voorbereiden en hoe de toets eruit komt te zien en wat er in de toetsweek van je wordt verwacht. 

 

              

Planung für heute

Planning:

 - oefentoets          - haben, sein

                                     - zwakke werkwoorden

                                     - naamvallen

- al het werk afmaken, nakijken en inleveren

- mondeling

- grammatica leren en oefenen

              

Toetsstof

- Wiederholung(herhaling) schwache Verben (S.147 Buch A/ Buch B S. 147)

- Haben und sein Präsens, Präteritum und Perfekt (S.146 Buch A/ Buch B S. 146)

- Der- en ein- Gruppe 

haben en sein

Ergänze die richtige Form von haben en sein im Präsens ( tegenwoordige tijd), Präteritum (verleden tijd) oder Perfekt (voltooid verleden tijd).  ( zo staat het in de toets)

Der Arzt (haben, Präsens) ______ die Schüler untersucht.

Wenn ich soweit (sein, Präsens)______, komme ich sofort.

Ich (haben, Präsens) ______ gewartet, bis er fertig (sein, Präteritum) ______ . (antwoorden door komma scheiden)

________ Sie noch nie krank _______(sein,Perfekt)?

Lesdoel 1 bereikt?
haben en sein im Präsens, Präteritum und Perfekt

1. Ja, ik kan het!
2. Nee, ik snap het niet!
3. Nog een beetje leren... en dan komt het goed!
4. Ja, ik denk het wel!

zwakke werkwoorden

Ergänze die richtige Form von den schwachen Verben im Präsens. ( zo staat het in de toets)

(denk aan (fe)esttenten en aan de uitzonderingen)

Er (melden) _______ den Unfall.

Warum (grüßen) _______ ihr nicht?

(Machen)_______ du Kaffee oder Tee?

Warum (reisen) _______ du so viel alleine?

Lesdoel 2 bereikt?
schwache Verben im Präsens

1. Ja, ik kan het!
2. Nee, ik snap het niet!
3. Nog een beetje leren... en dan komt het goed!
4. Ja, ik denk het wel!

der- en ein- Gruppe

Der- Gruppe

Bestimme den Fall und ergänze die richtige Form des Artikels.

Der- und ein- Gruppe

Bestimme den Fall und ergänze die richtige Form des Wortes aus der der- oder ein- Gruppe.

Warum gibst du (jouw) ______ Vater keine Antwort?

Sie haben (uw) ______ Koffer(m) vergessen.

Wir haben immer Pech mit (de) _______ Wetter(o).

(Haar) _____ Projekt(o) hat den Preis gewonnen.

Erklärt ihr (jullie) _______ Väter___(mv), was ihr angestellt habt.

Lesdoel 3 bereikt?
der - en ein- Gruppe

1. Ja, ik kan het!
2. Nee, ik snap het niet!
3. Nog een beetje leren... en dan komt het goed!
4. Ja, ik denk het wel!

Toets

- vragen zijn door elkaar, dus lees de instructie goed door!!

- let op je spelling: ook de Umlaute en de ß

- je hebt een uitnodiging gekregen voor een nieuw team voor deze toets, omdat alle leerlingen de toets tegelijkertijd maken. 

- denk eraan dat je beperkte tijd hebt

Toets

- je voert de toets in via it's learning

- je krijgt op de dag van de toets een wachtwoord, met die je dan kan inloggen

Lesdoel 4 bereikt?
je weet hoe de toets eruit gaat zien en wat er in de toetsweek van je wordt verwacht?

1. Ja, helemaal
2. Nee, ik snap het niet!
3. Ik heb nog een vraag
4. Ja, ik denk het wel!

Habt ihr noch Fragen?

An die Arbeit:

Mondeling (vrijdag inleveren!!)

leren voor toets

werk inleveren via it's learning: video of foto's

denk ook aan de Bausteine toetsjes!