Spreken luisteren kijken

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom klas 1! 

Leg je spullen op tafel. 
Begin met lezen in je leesboek!

Programma 

1. Lezen                                             

2. Instructie                            

3. Filmpjes spreken/gesprekken3                               

4. Planning            

5. Afsluiting                           

Noteer de antwoorden in je schrift

1. Vind je goede cijfers belangrijk?

2. Heb je een Instagram-account?

3. Kom je met de fiets naar school?

4. Welke dingen doe je thuis om te helpen?

5. Wat betekent een dag zonder mobiel voor jou?

6. Welke dingen vind je belangrijk in een vriendschap?

1. gesloten
   
2. gesloten
   
3. gesloten
   
4. open
   
5. open
   
6. open
   

Noteer de antwoorden in je schrift

1. Vind je goede cijfers belangrijk?

2. Heb je een Instagram-account?

3. Kom je met de fiets naar school?

4. Welke dingen doe je thuis om te helpen?

5. Wat betekent een dag zonder mobiel voor jou?

6. Welke dingen vind je belangrijk in een vriendschap?

1. mening
2. feit
3. feit
4. feit
5. mening
6. mening

Wat leer je deze les?

Je leert het verschil tussen open en gesloten vragen.

Je leert vragen stellen om feiten en meningen te achterhalen.

Vragen stellen

Gesloten vragen: ja/nee, begint met een werkwoord

Open vragen: uitgebreid antwoord, begint met een vraagwoord

Je wilt feiten weten: Hoe oud ben je? Op welke school zit je?

Je wilt een mening horen: Wat vind je van je school?

Doorvragen: Wat bedoel je daar precies mee?

Filmpje

1. Stelt de interviewster vooral open of gesloten vragen?

2. Vraagt ze vooral naar feiten of meningen?

3. Noteer een vraag van de interviewster waarmee ze doorvraagt.

Je bedenkt interviewvragen voor je klasgenoot.

Doel: je wilt elkaar beter leren kennen.

1. Je noteert drie/vier geschikte open vragen.

2. Zorg ervoor dat je zowel naar een feit als een mening vraagt.

3. Probeer bij een vraag door te vragen.

Voorbeeld: Wat doe je in je vrije tijd?  Welke sporten vind je leuk?

• Je gaat elkaar nu interviewen
  
• Klaar? Je gaat aan de slag met je planning.

Bij een open vraag kan iemand alleen met ja of nee antwoorden.

1. niet waar
2. waar

Wat doe je als je een uitgebreid antwoord wilt horen?

1. vragen naar een feit
2. vragen naar een mening

Open of gesloten?
Wil je iets drinken?

1. open
2. gesloten

Open of gesloten?
Wat voor soort boeken vind jij leuk?

1. gesloten
2. open

Feit of mening?
Heb je broers of zussen?

1. feit
2. mening

Feit of mening?
Wat vind jij van een huiswerkvrije school?

1. mening
2. feit

Werk voor thuis

Volgende week

• De laatste week voor de meivakantie.
  
• Laatste week om je werk af te laten tekenen.
  

• Je bekijkt het filmpje dat in Magister staat.
  

Doen

Je gaat aan de slag met je planning.

Hulp: buurman/buurvrouw, groene theorie, internet.

Klaar?

1. Je gaat nakijken.

2. Je gaat lezen; krant/boek

3. Je gaat iets doen voor een ander vak