AG6 H15.2

13.1 Groene chemie
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

13.1 Groene chemie

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • 12 principes (binas 97F)
  • Rendement
  • Atoomeconomie
  • E-factor

Slide 2 - Diapositive

12 Principes van de groene chemie
  • De industrie moet zoveel mogelijk rekening houden met mens en milieu.
  • Hierbij wordt gebruik gemaakt van 12 principes van de groene chemie.
  • Binas 97F

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Geef drie redenen waarom deze synthese van benzoine een voorbeeld van groene chemie is.

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Rendement
  • Geeft aan hoe hoog de opbrengst is van een synthese in verhouding tot het maximaal haalbare.

  • 𝑅𝑒𝑛𝑑𝑒𝑚𝑒𝑛𝑡 = 𝑝𝑟𝑎𝑘𝑡𝑖𝑠𝑐ℎ𝑒 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡 / 𝑡ℎ𝑒𝑜𝑟𝑒𝑡𝑖𝑠𝑐ℎ𝑒 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡 ∙ 100%

  • Praktische opbrengst wordt (meestal) gegeven in de opgave.
  • Theoretische opbrengst berekenen m.b.v. reactievergelijking en chemisch rekenen.

Slide 7 - Diapositive

Welke bewering is juist over rendement...
A
kan > 100 % zijn
B
heeft een waarde van 0-100 %
C
kan negatief zijn
D
heeft een waarde van 0-1

Slide 8 - Quiz

Stel: In 100 g gemalen koffiebonen zit 75 mg cafeïne. Na het koffiezetten zit er 40 mg cafeïne in het filtraat. Bereken het rendement van de cafeïne.
A
Rendement = 187,5%
B
Rendement = 53,3%
C
Rendement = 18,8%
D
Rendement = 40%

Slide 9 - Quiz

Voorbeeld
Bij de productie van 1,2-dichloorethaan uit 1,0 ton etheen, waterstofchloride en zuurstof ontstaat 1,5 ton 1,2-dichloorethaan. 

2 C2H4 + 4 HCl + O2 -> 2 C2H4Cl2 + 2 H2O

Bereken het rendement.

Slide 10 - Diapositive

Antwoord
2 C2H4 + 4 HCl + O2 -> 2 C2H4Cl2 + 2 H2O
1,0 ton etheen = 1,0*106 g etheen
1,0*106 / 28,05 g/mol = 3,6*104 mol etheen
Molverhouding 1:1 dus max 3,6*104 mol 1,2-dichloorethaan.
3,6*104 x 98,95 g/mol = 3,5*106 g = 3,5 ton 1,2-dichloorethaan.
𝑅𝑒𝑛𝑑𝑒𝑚𝑒𝑛𝑡 𝜂=(werkelijke 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡)/(𝑡ℎ𝑒𝑜𝑟𝑒𝑡𝑖𝑠𝑐ℎ𝑒 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡)∙100%
Rendement = 1,5 / 3,5 * 100 = 43 %

Slide 11 - Diapositive

Bij de bereiding van zuurstof onstaat 12 g zuurstof uit 40 g kaliumchloraat. Bereken het rendement.
2KClO32KCl+3O2
A
76,4%
B
15,7%
C
39,2%
D
geen idee

Slide 12 - Quiz

Atoomeconomie
  • Geeft aan hoeveel atomen uit de beginstoffen terecht komen in het gewenste product.
  • Theoretische waarde: gebruik de massa's uit de reactievergelijking

  • 𝐴𝑡𝑜𝑜𝑚𝑒𝑐𝑜𝑛𝑜𝑚𝑖𝑒 = 𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 gewenst 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 / 𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 alle 𝑏𝑒𝑔𝑖𝑛𝑠𝑡𝑜𝑓𝑓𝑒𝑛 ∙ 100%
  • Binas 37H

Slide 13 - Diapositive

Wat is de atoomeconomie van de reactie:

CO+2H2CH3OH
A
33 %
B
66 %
C
50 %
D
100 %

Slide 14 - Quiz

Wat is juist over de atoomeconomie van alcohol in de volgende reactie:
C6H12O62C2H5OH+2CO2
A
groter dan 100%
B
gelijk aan 100%
C
kleiner dan 100%

Slide 15 - Quiz

Voorbeeld
Bij de productie van 1,2-dichloorethaan uit 1,0 ton etheen, waterstofchloride en zuurstof ontstaat 1,5 ton 1,2-dichloorethaan. 

2 C2H4 + 4 HCl + O2 -> 2 C2H4Cl2 + 2 H2O

Bereken de atoomeconomie.

Slide 16 - Diapositive

Antwoord
2 C2H4 + 4 HCl + O2 -> 2 C2H4Cl2 + 2 H2O

Massa gewenst product = 2*98,95 = 179,9 g
Massa beginstoffen = 2*28,05 +4*36,458 + 32,00 = 233,9 g
𝐴𝑡𝑜𝑜𝑚𝑒𝑐𝑜𝑛𝑜𝑚𝑖𝑒=(𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑔𝑒𝑤𝑒𝑛𝑠𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡)/(𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑏𝑒𝑔𝑖𝑛𝑠𝑡𝑜𝑓𝑓𝑒𝑛)∙100%
Atoomeconomie = 179,9 / 233,9 * 100 = 85 %

Slide 17 - Diapositive

E-factor
  • Environmental factor of Ecofactor.
  • Geeft aan hoe milieuvriendelijk een proces is.
  • Water wordt niet altijd als ongewenst product gezien.
  • Hoe lager de E-factor, hoe groener het proces.
  • 𝐸−𝑓𝑎𝑐𝑡𝑜𝑟=(𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑏𝑒𝑔𝑖𝑛𝑠𝑡𝑜𝑓𝑓𝑒𝑛 - 𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡) / (𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 )
  • binas 37H

Slide 18 - Diapositive

Iemand vertelt je dat de E-factor van een bepaald productieproces 0,5 is. Wat betekent dit?
A
per 0,5 kg product ontstaat 1 kg afval
B
per 0,5 kg product ontstaat 0,5 kg afval
C
per kg product onstaat 0,5 kg afval
D
per kg product ontstaat 1 kg afval

Slide 19 - Quiz

Proces 1 heeft een E-factor van 0,8 en
proces 2 van 0,4 voor de bereiding van stof x.
Welke stelling is juist?
A
proces 1 gebruikt meer energie dan proces 2
B
proces 2 gebruikt meer energie dan proces 1
C
proces 1 gebruikt meer grondstof dan proces 2
D
proces 2 gebruikt meer grondstof dan proces 1

Slide 20 - Quiz

Voorbeeld
Gegeven is de volgende reactie:

C4H8 + 3 O2 -> 3 H2O + C4H2O3
Het rendement van deze reactie is 56%.

Bereken de E-factor.

Slide 21 - Diapositive

Antwoord
C4H8 + 3 O2 -> 3 H2O + C4H2O3
Het rendement van deze reactie is 56%.
Massa beginstoffen =  56,104 + 3*32,00 = 152,104 g
Massa gewenst product theoretisch = 98,056 g
Massa gewenst product in praktijk = 0,56 * 98,056 = 54,91 g
𝐸−𝑓𝑎𝑐𝑡𝑜𝑟 = (𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑏𝑒𝑔𝑖𝑛𝑠𝑡𝑜𝑓𝑓𝑒𝑛 - 𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 opbre𝑛𝑔𝑠𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡) / (𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 )
E-factor = (152,104 - 54,91) / 54,91 = 1,77


Slide 22 - Diapositive

Maleinezuuranhydride
Maleinezuuranhydride (C4H2O3)  wordt gemaakt door benzeen (C6H6) te oxideren met zuurstof waarbij er ook koolstofdioxide en water ontstaat. De kloppende reactievergelijking is:
2 C6H6 (l) + 9 O2 (g) --> 2 C4H2O3 (s) + 4 CO2 (g) + 4 H2O (l)
Uit 100 kg benzeen ontstaat 100 kg maleïnezuuranhydride.
Bereken de atoomeconomie, het rendement en de E-factor

Slide 23 - Diapositive

antwoorden
atoomeconomie 44,15%
rendement 80%
E-factor 1,83

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Ik kan rekenen aan rendement, atoomeconomie en E-factor
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage

Afsluiting
Bestudeer 13.1 en maak opdr. 14 blz. 159

Slide 28 - Diapositive