Thema 2 BS 2.3 en 2.4

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Thema 2 

Thema 2 Organen en Cellen

Doelen van vandaag

• Je weet dat een organisme bestaat uit cellen
• Je kunt weefsels van mensen en planten noemen met hun functie 

Practicum 2 dinsdag

zelf preparaat maken!

bij welke vergroting begin je?

hoe staat de tafel als je begint?

wat doe je als je een preparaat wisselt?

wat doe je als je gaat opruimen?

2.3 Weefsels

Vragen over huiswerk 2.2?

Begrippen 2.3

Cellen, weefsel

tussencelstof

opperhuid

huidmondjes

cambium

jaarring

cel-weefsel

cel: bouwstenen van een organisme

weefsel: groep cellen met dezelfde vorm en functie

Tussencelstof

weefsels

een groep cellen die ongeveer dezelfde functies hebben en vorm noem je weefsels.

in ons lichaam zitten verschillende weefsel.

Weefsel plant

bescherming

opname/afgifte/verdamping

weefsel boom

in stam boom: cambium

-laag direct onder schors en bast

-vormt nieuwe laag

groei naar binnen toe

groei in lente hard: grote cellen

groei in zomer minder, laag donker

groei in winter/herfst nul

laag 1 jaar bij elkaar=jaarring

2.4 Cellen

begrippen:     

celorganellen

dierlijke cellen  en plantaardige cellen:

cytoplasma, celmembraan, celkern, kernplasma, kernmembraan 

plantaardige cellen                                                                                

celwand, vacuole, plastiden: bladgroenkorrels, zetmeelkorrels

Steeds kleiner

Organisme

Orgaanstelsel 

Orgaan 

Weefsel

Cel

Cellen

In cellen zitten allemaal onderdelen die functies vervullen.

een soort mini-orgaantjes dus:

Cel organellen = delen van cellen die een eigen functie hebben

voorbeelden: kern, vacuole en plastiden
 

plantaardige cel

groter

rechthoekig of kubus

grote vacuole

celwand!

plastiden bijv bladgroenkorrels

kern, celmembraan, cytoplasma

dierlijke cel

kleiner dan plantaardige cel

wisselend van vorm, vaak rond of onregelmatig

geen grote vacuole

geen celwand 

geen plastiden

kern, celmembraan, cytoplasma

Cellen, van planten en van dieren

Celmembraan=dun vlies, bewaakt wat in en uit de cel gaat, aan de buitenkant receptoren (antennes)

plantencel

dierlijke cel

Cellen van planten en dieren

Cytoplasma: dikke vloeistof in de cel met erin celorganellen, water en opgeloste stoffen en zwevende deeltjes

celkern stuurt cel aan=regelcentrum, met kernmembraan 

en erin kernplasma

Celwand: vorm en stevigheid 

opslag en stevigheid

in groene delen, kleur

Huiswerk

Cijfers terug, tekening terug, deze goed bekijken: wat is al goed, wat ontbreekt er, wat kan er beter?

Samenvatting maken van 2.3, posten op Classroom, Opdrachten 1 t/m 8 maken van BS 2.3, Samenvatting maken van 2.4, posten op Classroom

Opdrachten 1 t/m 9 maken in de online methode, Leren onderzoeken 3 doornemen (blz 142 en 143), Goed doorlezen practicum 8

Filmpje zelf preparaat maken nog een keer bekijken