Comparisons


Comparisons
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon


Comparisons

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Wat is een vergelijking?
Er zijn twee soorten vergelijkingen: een vergelijking tussen twee dingen of mensen, waarbij het een wordt vergeleken met het ander. 
De andere is de vergelijking van iemand met een gehele groep. 
In de volgende dia's zie je hoe je deze maakt. 

Slide 3 - Diapositive

-er of more
Voor een vergelijking tussen twee mensen of dingen gebruik je -er of more. Bij woorden van minder dan drie lettergrepen gebruik je -er, bij woorden van 3 lettergrepen of meer; more.
John is taller than Steven.
Pete is smarter than Jane.
Jane is more beautiful than Karen.
Patricia is more intelligent than Patrick.

Slide 4 - Diapositive

-est of most
Bij een vergelijking van een ding of mens met een gehele groep, gebruik je -est of most. Ook hier geldt de lettergrepen regel.
Pete is the happiest of them all.
Janet is the most beautiful of the class.
The sun is the brightest star in the universe.

Slide 5 - Diapositive

Twee lettergrepen, en dan?
De woorden met twee lettergrepen kunnen beide kanten op: 
eindigen ze op le | er | ow | y, dan wordt -(e)r/-est toegevoegd, de anderen krijgen more of most.
Happy - happier - happiest
boring - more boring - most boring

Slide 6 - Diapositive

Daar zijn ze weer: uitzonderingen!
Deze moet je leren:

good   better   best - goed   beter   best
bad   worse   worst - slecht   slechter   slechtst
little   less   least - weinig   minder   minst

Slide 7 - Diapositive

Spelling
bij woorden die bestaan uit één lettergreep en eindigen op klinker-medeklinker, wordt de laatste medeklinker verdubbeld:
big – bigger
- biggest      hot – hotter - hottest
- bij woorden die eindigen op medeklinker+y, verandert de -y in -ier of -iest:
happy – happier – happiest
         noisy – noisier – noisiest

Slide 8 - Diapositive

My house is (big)
...
than yours.

Slide 9 - Question ouverte

This flower is (beautiful)
... than that one.

Slide 10 - Question ouverte

This is the (interesting) ....
book I have ever read.

Slide 11 - Question ouverte

Who is the (rich) ...
woman on earth?

Slide 12 - Question ouverte

A holiday by the sea is (good) ...
than a holiday in the mountains.

Slide 13 - Question ouverte

The weather this summer is even (bad)
... than last summer.

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Lien

Slide 16 - Lien

Any questions?

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive